Vlaanderen is een van de meest open en internationaal georiënteerde regio’s ter wereld. Onze ondernemingen boeken hun groei vaak buiten de landsgrenzen en dat succes steunt op een stevige kennisbasis. Onze denkkracht is de motor van onze welvaart. Willen we onze positie als open, exportgerichte kennisregio bestendigen, dan moeten we blijven investeren in onderwijs, onderzoek en innovatie.
Het hoger onderwijs vervult daarin een sleutelrol. Enerzijds door lokaal talent klaar te stomen om Vlaamse bedrijven mee te doen groeien op de wereldmarkt. Anderzijds door internationaal talent aan te trekken, dat onze economie versterkt in de ‘war for talent’. Zonder een sterke instroom van goed opgeleide (internationale) studenten en onderzoekers dreigen we de slag te verliezen.
Vlaanderen zet zichzelf op achterstand
Daar wringt vandaag het schoentje. Vlaanderen zet zichzelf onnodig op achterstand. De rigide taalregeling maakt het moeilijk om opleidingen en onderzoeksgroepen voldoende te internationaliseren. Universiteiten worden verplicht Nederlandstalige equivalenten aan te bieden waar nauwelijks of geen studenten voor kiezen, en internationale topdocenten botsen op strenge taalvereisten. Daar komt nu nog een bijkomende barrière bij: de besparing op de financiering van studenten van buiten de Europese Economische Ruimte.
Die maatregel dreigt het aantrekken van buitenlands talent aanzienlijk te bemoeilijken. Hogere inschrijvingsgelden kunnen dat verlies hoogstens gedeeltelijk compenseren voor de instellingen, maar zeker voor dure STEM-richtingen schiet dat niet op. Het risico is dat we precies daar talent mislopen, terwijl onze arbeidsmarkt schreeuwt om ingenieurs, IT-specialisten en biowetenschappers. Het zou dan ook logisch zijn om voor opleidingen met grote knelpuntberoepen uitzonderingen te voorzien.
Rol de rode loper uit
Intussen zien we wereldwijd dat geopolitiek en beleid de mobiliteit van kenniswerkers sterk beïnvloeden. Zo jaagt de Amerikaanse president Trump vandaag duizenden topwetenschappers en onderzoekers weg uit de VS. Voor regio’s zoals Vlaanderen is dat geen bedreiging, maar een unieke kans. Terwijl anderen hun deuren sluiten, moeten wij de rode loper uitrollen: met een opener taalbeleid, aantrekkelijke voorwaarden en een sterk vestigingsklimaat. Elk internationaal toptalent dat hier neerstrijkt, versterkt onze kenniseconomie en helpt onze ondernemingen vooruit.
De economische logica is glashelder. Buitenlandse studenten kosten geld, maar brengen nog veel meer op: de baten zijn tot drie keer groter dan de uitgaven. Na gemiddeld vier jaar is de investering terugbetaald. De uitdaging zit hem vooral in het verhogen van de stay rate. Vandaag blijft zowat de helft van de afgestudeerden minstens vijf jaar in Vlaanderen, dat aandeel moeten we omhoog krijgen. Elke extra afgestudeerde die hier carrière maakt, is pure winst voor onze ondernemingen én onze welvaart.
Nood aan een vernieuwende en ambitieuze visie op hoger onderwijs
De keuze is dus eenvoudig. Vlaanderen kan zijn hoger onderwijs koesteren als een troef in de internationale concurrentiestrijd, of het laten verzwakken door korte termijn besparingen en starre regelgeving. In een wereld waar talent mobiel is en landen strijden om de knapste koppen, kunnen we ons geen handicaps veroorloven.
We hebben in Vlaanderen nood aan een vernieuwende en ambitieuze visie op hoger onderwijs. Hiervoor is een nauwe interactie met het bedrijfsleven een must. Voka zal de komende maanden voorstellen blijven lanceren hoe het hoger onderwijs kan worden ingezet als motor van een Vlaamse productiviteits- en competitiviteitsversnelling.