Overslaan en naar de inhoud gaan
  • 22/03/2024

Op 1 april treedt de Federal Learning Account (FLA) in werking. Dat is een tool waarin bedrijven de opleidingsdagen van hun werknemers moeten registreren. Op die manier wil men controleren of het individuele opleidingsrecht van 5 dagen voor elke werknemer, zoals ingevoerd met de Arbeidsdeal, door ondernemingen wel wordt gerespecteerd. De maatregel is een illustratie van hoe het niet moet. Het leitmotiv is regelrecht wantrouwen tegenover de werkgever, een beleid dat grossiert in micromanagement en waar het ontbreekt aan visie of richting. Dat mondt uit in – hoe kan het ook anders – een complex en dus administratief belastend systeem. De maatregel wordt maar beter weer afgevoerd in ruil voor een dringender en belangrijker vraagstuk: hoe komen we tot een versnelling in een Vlaamse talentenstrategie die de productiviteitsgroei van onze ondernemingen boost?

Ondernemers 6 - Standpunt: Bert Mons: Bye bye FLA

Is vorming een middel of een doel? Als middel is het een enorme, zoniet één van de belangrijkste hefbomen die ervoor moet zorgen dat werknemers inzetbaar blijven, kunnen promoveren en (door)groeien. Ondernemingen moet het toelaten om zich wendbaar en flexibel op te stellen in een wereld vol verandering. Gezien talent de enige grondstof is in onze contreien is er geen andere weg dan dat slim in te zetten en voortdurend te ontwikkelen. 

Tot daar de droom. De realiteit is een federaal beleid dat het Vlaamse beleid torpedeert en doordrongen is van opleidingsuren en -dagen als norm en doel. Op alle ondernemingen in de privésector (en niet op de overheid als werkgever) rust voortaan een uniforme verplichting ongeacht hun sector, transitie of groei. De verplichting wordt nu vertaald in de uitbouw van een digitaal platform en registratietool. Daarbij komen ook tal van technische issues kijken, wat het draagvlak in de ondernemingen onderuit haalt. Meer nog, het dwingt hen om middelen en mankracht vrij te maken om aan de verplichting te kunnen voldoen. De sanctie bij nalatigheid is de digitale schandpaal die ondernemingen met naam en toenaam zal vermelden. Dit creëert vanzelfsprekend geen toegevoegde waarde, wel extra werk voor personeelsdiensten, dienstverleners en overheidsadministraties. 

Terug naar de tekentafel met de Federal Learning Account.

Bert Mons, Gedelegeerd bestuurder

Het vormingsbeleid grossiert in fragmentatie. Voucher hier, subsidie daar, cheque ginds. Een veelheid aan agentschappen en gesubsidieerde structuren met een vleugje vraagfinanciering maar een kapitein op het schip ontbreekt. Modaliteiten zijn telkens verschillend waardoor, ondanks alle inspanningen, Vlaanderen en bij uitbreiding België nog steeds achterop hinkt in het Europese peloton inzake participatie aan levenslang leren. Dat is een hard verdict in een economie die pretendeert een kenniseconomie te zijn en een toekomst wil bieden aan de industrie. Het kan nochtans anders. Bepaalde ondernemingen trekken nu al meer en meer het laken naar zich toe via de oprichting van eigen scholen, academies en vormingsinfrastructuur. Die investeringen zouden verder aangemoedigd kunnen worden met het oog op een groter bereik en bredere doorwerking naar alle schakels in de waardeketens. De private opleidingsmarkt en het hoger onderwijs willen daar overigens graag een partner in zijn en zouden eveneens aangemoedigd kunnen worden richting bottom-up approach naar de economische motoren van dit land. Ook overheidsdiensten kunnen hierin een rol spelen. Voor werknemers kunnen instrumenten als een Vlaams Opleidingsverlof nog breder worden ontsloten en aangewend. En wat te denken van fiscale incentives voor vormingsbedrijven teneinde een versnelling hoger te schakelen. Dit alles moet vertrekken vanuit de ambitie en de wil om een echt talentoffensief te voeren voor economische speerpunten en transversale uitdagingen zoals de digitalisering of vergroening. Buitenlandse cases tonen aan dat het kan met volgende ingrediënten: een duidelijke beleidsvisie, een investeringspad, een evenwicht tussen nationale ambitie en lokale bottom-up approach én denken in termen van netwerken en ecosystemen in plaats van fixatie op wantrouwen ten opzichte van ondernemingen. 

Kortom, het beleid verwart middel en doel. Eerst moet er een talentvisie zijn die zich vertaalt in een integrale, coherente en offensieve strategie. Daarin mag overigens het sociaal overleg niet ontbreken, meer zelfs, het zou een topprioriteit moeten zijn van de sociale partners om erover te waken dat alle ondernemingen en medewerkers in deze een perspectief krijgen op groei en ontwikkeling. Registratie van vormingsparticipatie zou daarin hoogstens een eindpunt kunnen zijn in plaats van het startpunt. De conclusie is duidelijk: terug naar de tekentafel met de Federal Learning Account.

Vraag het @ Voka

Een prangende vraag? Wij antwoorden binnen de 2 werkdagen!

Stel hier jouw vraag

Artikel uit publicatie