“Als je in het burgemeestersoverleg tot een gemeenschappelijk standpunt komt, dan kun je al eens iets makkelijker de lokale colleges overtuigen”, zegt Dirk De fauw, burgemeester van Brugge en voorzitter van de referentieregio Brugge. De sterkte van Brugge als centrumstad en provinciehoofdstad ziet hij als een kapstok waar de hele streek zich aan kan optrekken. “Onze haven Zeebrugge is een economische motor voor de hele regio.”
Hoe verloopt het burgemeestersoverleg in de regio Brugge?
“Om te beginnen: wij worden administratief zeer goed ondersteund door de WVI, die een coördinator voor de regio’s Brugge en Middenkust ter beschikking stelt. Daardoor moeten we niet telkens opnieuw het warm water uitvinden en wordt er ook niet voortdurend gekeken naar de centrumstad om alle taken op zich te nemen. Die neutraliteit is een voordeel. Daarnaast is coördinator Line Putseys steeds voor alle burgemeesters aanspreekbaar en vormt ze een brugfiguur met andere administraties.”
Hoe vaak vergaderen jullie?
“Wij komen maandelijks bijeen en laten dat meestal aansluiten op de vergadering van de Hulpverleningszone 1, omdat de meeste burgemeesters dan al aanwezig zijn. Naast de 10 burgemeesters zitten ook de streekgedeputeerde, de co-directeur van de WVI en de regiocoördinator aan tafel. De coördinator van WVI zorgt voor de praktische organisatie, stelt de agenda samen op basis van de vragen die in het burgemeestersoverleg leven en werkt inhoudelijk mee aan de dossiers.”
Welke thema’s staan doorgaans bovenaan de agenda?
“Het gaat om een mix in functie van vragen en onderwerpen die bij de burgemeesters leven en die soms met de actualiteit te maken hebben. Zo bespraken we in de covid-pandemie de impact op de economie met onder meer een vraag van Voka over hefboomprojecten, maar evengoed ging het al over afvalbeleid, cultuur, wonen, duurzame energie, ruimte voor bedrijven en de Oekraïnecrisis. De economie komt heel vaak aan bod gezien het grote belang en vaak gemeentegrensoverschrijdende karakter van de economische activiteiten. Zo kwamen deskundigen van de provincie toelichten hoe en wat er voor bijkomende bedrijventerreinen gedaan kan worden. Een andere concrete actie is dat we brieven met ons gezamenlijke standpunt naar ministers sturen. Een voorbeeld was een vraag aan de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken om meer parkeerplaatsen voor vrachtwagens langs de snelwegen te voorzien. Op het vlak van het beleid rond hernieuwbare energie maakten we op het einde van de vorige legislatuur een regionaal windplan, dat locaties voor het plaatsen van windturbines in beeld brengt.”
Leidt dergelijke verstandhouding tot concrete actie op het terrein?
“Het burgemeestersoverleg is geen rechtspersoon en heeft geen beslissingsbevoegdheid. Maar als je in die groep tot een gemeenschappelijk standpunt komt, dan kun je al eens iets sneller de colleges van burgemeester en schepenen overtuigen. Al betreur ik dat het soms moeilijk is om alle lokale bestuurders mee te krijgen, wanneer hen gevraagd wordt om een regionale vraag tegen hun gemeentelijk belang af te wegen. Dat lukte wel voor bijvoorbeeld informatica-ambtenaren van de referentieregio Brugge die zeer goed samenwerken.”
Hoe droeg de vorming van de referentieregio’s in 2022 bij tot een meer geïntegreerde aanpak van regionale uitdagingen?
“We zaten voorheen al met dezelfde gemeenten aan tafel en ik was al voorzitter. Er veranderde weinig, ook omdat Vlaanderen toestond dat er een uitzondering gemaakt wordt voor Torhout dat voor mobiliteit, afval en huisvesting bij de intercommunales rond Roeselare aanleunt. Het voornaamste doel van de regiovorming is het integreren van samenwerkingsverbanden, met andere woorden de bestuurlijke ‘verrommeling’ aanpakken. Daarom bestuderen we of we een volgende stap moeten zetten om, zoals in de Westhoek en Midwest, een dienstverlenende vereniging (DVV) op te richten. Die kan regionale taken opnemen en financieren en daarvoor zelf personeel aanwerven, op een transparante en efficiënte manier. Nu bijvoorbeeld stelt Brugge voor de culturele UiTPAS een personeelslid ter beschikking en betalen de andere partners daar elk een deel van.”
Het voornaamste doel van de regiovorming is het integreren van samenwerkingsverbanden, met andere woorden de bestuurlijke ‘verrommeling’ aanpakken.
Dirk De fauw
In de regio zijn er grote verschillen in werkzoekendengraad: van amper 2,8% in Oostkamp tot 6,8% in Brugge en zelfs 10,8% in Blankenberge. Is daar door samenwerking een oplossing mogelijk?
“Van alle Vlaamse centrumsteden scoort Brugge vrij goed en regionaal strekt de arbeidsmarkt zich vrij evenwichtig uit. Aan de kust moet je rekening houden met de samenstelling van de bevolking, die er gemiddeld ouder is. Ondanks die verschillen is regionale samenwerking wel degelijk een sleutel tot een sterker activeringsbeleid. Wij spreken met VDAB, dat de opdracht heeft om niet-werkende werkzoekenden naar openstaande vacatures te begeleiden. Daarnaast staan de lokale besturen voornamelijk in voor het activeren van leefloners en kwetsbare personen. Via structuren als Werkkracht 10 – voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt – en Parcourage – voor wie een handje nodig heeft om in het leven de weg te vinden – bundelen de lokale besturen hun kennis en slagkracht. Die opdracht wordt er niet makkelijker op wanneer binnenkort langdurig werklozen hun statuut verliezen.”
Welke prioriteiten zijn er binnen het burgemeestersoverleg voor grote infrastructuurdossiers van regionaal belang?
“Het bevoegde overlegorgaan voor mobiliteit is de Vervoerregio, die adviezen aan Vlaanderen uitbrengt. Niettemin volgen we in het burgemeestersoverleg het Geïntegreerd Investeringsprogramma (GIP) voor mobiliteit en openbare werken op. Daarbij hebben we aandacht voor onder meer 2 dossiers in het regionale mobiliteitsplan: de verbreding van de E403 Brugge-Kortrijk en de omvorming van de N31-expresweg Brugge-Zeebrugge. De studie van de E403 loopt nog en de uitkomst en financiële gevolgen zijn nog onduidelijk. Voor de N31 zijn de uitvoeringsplannen voor het gedeelte tussen de Blauwe Toren en Zeebrugge al in opmaak, maar de tunnel in Lissewege kreeg geen prioriteit en kampt met een hoge kostprijs. Daarnaast hopen we dat er in het openbaar vervoer geen bezuinigingen meer zullen komen.”
Hoe ziet u als burgemeester van Brugge de rol van de centrumstad binnen de referentieregio? Hoe kan Brugge als trekker fungeren zonder de kleinere gemeenten te overschaduwen?
“Brugge heeft een vanzelfsprekende rol als centrumstad én provinciehoofdstad, maar heeft tegelijkertijd ook een evenwichtige en faciliterende taak. Ik sta daar zeer voor open, omdat Brugge voor de rol van de centrumstad ook meer Vlaamse middelen krijgt. Veel inwoners van de randgemeenten voelen zich nauw betrokken bij Brugge omdat ze er werken, school lopen, zorg en diensten vinden, ooit woonden of vrije tijd doorbrengen. Onze haven in Zeebrugge is bijvoorbeeld een motor van werkgelegenheid voor de hele streek. Brugge wil daarom een partner zijn die de regio versterkt door het inzetten van zijn schaal, expertise en netwerken, met respect voor de autonomie en eigenheid van elke individuele gemeente. In dat opzicht verwijs ik graag naar de oefening in het burgemeestersoverleg voor het oprichten van een dienstverlenende vereniging. Nieuw sinds deze legislatuur is dat de burgemeesters minstens 2 keer per jaar ook met de algemeen directeurs vergaderen. Daarnaast is er een apart overleg van de algemeen directeurs voor nog meer onderlinge afstemming. Er is ook een afspraak dat het verslag van het burgemeestersoverleg aan alle schepencolleges ter inzage wordt gegeven.”
Ondanks de verschillen is regionale samenwerking wel degelijk een sleutel tot een sterker activeringsbeleid.
Dirk De fauw
Is de referentieregio een opstap naar een gemeentelijke fusieronde?
“Het is geen geheim dat ik persoonlijk een voorstander van fusies ben. Misschien komt het door mijn ervaring als gedeputeerde dat ik ruimer dan alleen mijn eigen stad denk. Maar de ervaring leert dat fusies zeer moeilijk zijn als ze niet door Vlaanderen opgelegd worden. In de voorgaande legislatuur was er enige tijd interesse tussen Brugge, Beernem en Damme en hadden wij zelfs verregaande gesprekken met Zuienkerke. Op dat moment bood Vlaanderen nog aan om bij fusies 50 miljoen euro gemeenteschulden over te nemen, een bedrag waar je heel veel mee kunt doen. En omdat Brugge meer dan 100.000 inwoners telt, is het toegestaan om de districtsformule te gebruiken. Dat betekent dat de kleinere gemeente 2 schepenen in het stadsbestuur, een districtsraad en districtsburgemeester met minstens een advies- en inspraakbevoegdheid krijgt. Ondanks die interessante voordelen bleek dit echter politiek niet haalbaar. Ik sta zeker open om volgens die formule met om het even welke gemeente in zee te gaan. Het aanbod van 50 miljoen euro en 2 schepenen bestaat niet meer, maar in het Vlaamse regeerakkoord staat dat er een nieuwe incentive zal komen om fusies aan te moedigen.”
Zou u pleiten voor een formele, meer slagkrachtige bestuursstructuur op regionaal niveau?
“De referentieregio is volgens het decreet niet bedoeld als een bijkomende bestuurslaag. Ik denk dat de referentieregio’s wel als een adviesorgaan zullen bevraagd worden, maar niet als een beslissingsniveau tussen de provincies en de steden en gemeenten. Zoals bijvoorbeeld nu aan de regionale mobiliteitsraad werd gevraagd om advies en suggesties voor het Geïntegreerd Investeringsprogramma te geven. Vergeet ook niet het grote belang van de nabijheid van het gemeentebestuur. Meestal zijn lokale parlementsleden beter gekend voor hun werk in de gemeenteraad dan voor wat ze in Brussel doen. Dat heb ik in al mijn jaren dienst vastgesteld en het geldt over de partijen heen. Alle parlementairen die ik ken, zouden het liefst burgemeester worden. Die nabijheid is soms vervelend maar meestal leuk. Wanneer ik in Brugge over straat wandel, geraak ik doorgaans niet snel vooruit omdat veel mensen me aanspreken over wat hen bezighoudt.”
Als burgemeester van Brugge, hoe is uw ervaring met het overleg van de kustburgemeesters?
“Er zijn 2 soorten overleg met de kustburgemeesters. Het eerste omvat alleen de burgemeesters en daar wordt gesproken over onder meer culturele samenwerking zoals het project Beaufort en handhaving op het strand. Het tweede is een gespreksplatform met de provinciegouverneur en daar gaat het over veiligheid en grote kwesties zoals het strategisch project Kustvisie dat de kustlijn tegen overstromingen moet beschermen.”
De referentieregio Brugge valt samen met het arrondissement Brugge. Het wordt gevormd door het tiental Beernem, Blankenberge, Brugge, Damme, Jabbeke, Knokke-Heist, Oostkamp, Torhout, Zedelgem en Zuienkerke.





