“Een pilot plant staat haaks op het klassieke economisch bestel. Wij hebben hier ontzettend dure machines die een deel van de tijd gewoon stilstaan”, zegt professor Wim Soetaert, managing director van de Bio Base Europe Pilot Plant in Gent. Maar het doel van zijn pilootfabriek voor biogebaseerde producten en processen, die sinds de oprichting in 2008 is uitgegroeid tot dé wereldwijde referentie, is dan ook niet om voltijds te produceren. Wél om innovatie te versnellen.

Voor managing director Wim Soetaert is het doel van de pilootfabriek voor biogebaseerde producten en processen, niet om voltijds te produceren maar wél om innovatie te versnellen.
Tekst Kristina Rybouchkina – foto Wannes Nimmegeers
De Bio Base Europe Pilot Plant helpt bedrijven om biogebaseerde producten en processen te ontwikkelen, te verbeteren en op te schalen. Zo bouwt de pilootfabriek mee aan de biogebaseerde economie, een alternatief voor de fossielgebaseerde economie. “De biogebaseerde economie is tenslotte de economie van de toekomst. Op een bepaald moment gaan we niet anders kunnen dan te stoppen met fossiele grondstoffen te gebruiken. Dat moment komt trouwens sneller op ons af dan de meeste mensen denken. En we gaan niet moeten stoppen omdat de fossiele grondstoffen opraken, maar door de opwarming van de aarde. De buffercapaciteit van onze planeet raakt op en dat is iets helemaal anders”, schetst professor Wim Soetaert de missie van Bio Base Europe Pilot Plant. En tegelijk ook zijn missie, want de pilootfabriek is zijn levenswerk.
Valley of death
Soetaert, die behalve directeur van de Bio Base Europe Pilot Plant ook professor industriële biotechnologie is aan UGent, begon zijn carrière in de industrie. “Maar ik raakte wat gefrustreerd omdat het ontzettend moeilijk is voor gevestigde bedrijven om te innoveren. De druk om gewoon verder te doen zoals voorheen is enorm”, blikt hij terug. “Innovatie komt dan ook zelden uit gevestigde bedrijven, maar vooral uit start-ups en kennisinstellingen.”
Iedereen die ervaring heeft met onderzoek, zal beamen dat de weg naar succes lang en bovenal duur is. “Zolang je iets aan het ontwikkelen bent in een labo, lukt dat prima. Het gaat misschien met ups en downs, maar dat is eigen aan onderzoek. Na de laboratoriumfase kom je echter in de piloot- en demonstratiefase en dan exploderen de kosten. Je proef wordt duizenden keren groter en duurder. Als het dan misloopt, kan je de volgende dag niet zomaar nog eens opnieuw proberen. Het mag één keer mislukken, of twee, misschien drie, maar daar ligt doorgaans de grens. De kosten lopen op, de investeerders haken af, de klanten lopen weg, men verliest de moed en dan stopt het hele verhaal. Niet voor niets stranden veel innovatietrajecten in deze fase, de zogenaamde valley of death.”
Wim Soetaert had het idee om een pilootfabriek te bouwen gespecialiseerd in biogebaseerde producten en processen. “In plaats van miljoenen te moeten investeren in een eigen pilootfabriek, zouden bedrijven onze faciliteiten en expertise kunnen gebruiken. Dat is veel goedkoper, sneller en beter dan als ze het zelf zouden doen.” In 2008 werd die droom werkelijkheid.
Wij willen de wereld veranderen”
Wim Soetaert, managing director van de Bio Base Europe Pilot Plant in Gent
Gespecialiseerd in biogebaseerde producten en processen
Eigenlijk is het opzet van de Bio Base Europe Pilot Plant even eenvoudig als geniaal: het is een multifunctionele pilootfabriek gespecialiseerd in biogebaseerde producten en processen. “Ik vergelijk ons vaak met een grote keuken. Zoals je in je keuken aan de slag gaat met de potten en pannen, hebben wij allerhande apparatuur, reactoren en infrastructuur op een veel grotere schaal. Wat we daarmee maken, hangt af van de klant. Net zoals jij de ene dag spaghetti maakt, de volgende eieren en daarna steak met frieten, maken wij nu eens een biopesticide, dan een biosurfactant en vervolgens microbieel proteïne”, legt Wim uit.
De ‘ingrediënten’ die de pilootfabriek gebruikt, zijn alle mogelijke vormen van biomassa: suiker, plantaardige olie, reststromen uit landbouw en voedingsindustrie, houtsnippers en zelfs afvalgassen zoals CO2. De ‘potten en pannen’ zijn onder andere apparatuur voor mechanische, thermische, fysicochemische en enzymatische voorbehandeling van diverse biomassa; reactoren voor fermentatie tot maar liefst 75.000 liter geschikt voor batch-, fed-batch- en continue fermentatieprocessen met bacteriën, gisten en schimmels alsook faciliteiten voor gasfermentatie; reactoren voor biokatalytische processen met cellen of enzymen; apparatuur voor centrifugatie, filtratie, verdamping, kristallisatie, droging en chromatografie; en nog veel meer.
Hoewel er nog andere pilootfabrieken bestaan, is de Bio Base Europe Pilot Plant uniek. “We zijn de grootste pilot plant van de wereld en gelden als de ‘gold standard’ in onze sector. Ieder bedrijf dat een innovatie wil realiseren met biomassa als grondstof kan bij ons terecht. En bedrijven van over de hele wereld komen effectief naar ons – van start-ups tot grote corporates en alles ertussenin – omdat wij zo veelzijdig en gespecialiseerd zijn. Dat is wat ons onderscheidt. Hier profiteer je van onze expertise, onze ervaring, onze apparatuur én onze mensen. In ons domein zijn wij de wereldwijde referentie.”
(lees verder onder de foto)

Hoewel er nog andere pilootfabrieken bestaan, is de Bio Base Europe Pilot Plant uniek. Ze is de grootste van de wereld en geldt als de ‘gold standard’ in de sector.
Elke mogelijke sector
De klanten van Bio Base Europe situeren zich in bijna elke mogelijke sector. “Want heel veel sectoren worden geïmpacteerd door de biogebaseerde economie. Als het gaat over ‘bio’, denken mensen doorgaans spontaan aan biobrandstof. Of biogroenten”, gniffelt de professor. “Maar wij kweken hier geen biogroenten. We produceren op grote schaal biogebaseerde producten uit hernieuwbare biomassa voor onder andere de chemie, cosmetica, voeding, landbouw, textiel, cement, farma …”
“Ongeveer een derde van onze projecten vandaag draait rond diervrije voedingsproducten. Daarbij zoeken we naar vervangers voor vlees, melk, kaas en eieren. We zijn bijvoorbeeld in staat om kaas te maken – identiek dezelfde kaas als degene die we allemaal gewoon zijn – zonder dat er een koe aan te pas komt. We gebruiken daarvoor een gen van een koe dat we in een micro-organisme stoppen, dat vervolgens het caseïne produceert waarmee de kaas gemaakt wordt. Het product ligt nog niet in de rekken omdat het wachten is op de toestemming van de European Food Safety Agency (EFSA), maar sowieso zijn zulke microbiële eiwitten – die geproduceerd worden door organismen zoals gisten, schimmels of algen – iets waar heel wat bedrijven onderzoek naar voeren. En dan gaat het zowel over start-ups als conventionele bedrijven, zélfs uit de vleessector. Want zij zien ook dat de wereld verandert en ze veranderen mee.”
“Verder wordt hier veel onderzoek gedaan rond biopesticiden. Dat zijn natuurlijke manieren om de landbouw te beschermen. Denk bijvoorbeeld aan het inzetten van bacteriën om insecten ziek te maken, in plaats van de huidige toxische stoffen die ze doden en zo ook heel wat andere schade berokkenen. Of denk aan bioferomonen. Dat zijn geurstoffen die in lage concentraties over de velden worden gesproeid om ervoor te zorgen dat mannetjesinsecten de kluts kwijtraken en niet met de vrouwtjes paren, een soort anticonceptie voor insecten dus die hun verspreiding belemmert. Hier komt de vernieuwing soms uit onverwachte hoek. Zo heeft chemiereus BASF een aantal maanden geleden een nieuwe fabriek geopend in Ludwigshafen om biopesticiden te produceren met micro-organismen via fermentatie.”
Door hun ontwikkeling van nieuwe biogebaseerde producten bij ons te doen, besparen bedrijven daar miljoenen op, ze komen ook uit de hele wereld”
Wim Soetaert, managing director van de Bio Base Europe Pilot Plant in Gent
Van onderzoek tot opschaling
Door samen te werken met de Bio Base Europe Pilot Plant besparen bedrijven niet alleen geld, omdat ze zelf niet moeten investeren in specifiek materieel en dure proefopstellingen, ze winnen ook tijd. “Na een eerste contactopname moet de vraag van een bedrijf natuurlijk uitvoerig besproken worden. Wat willen ze precies bereiken? Hoe gaan we dat aanpakken? Wat zijn de risico’s? Wat zijn de kosten? Eens we daar een akkoord over hebben, kan er doorgaans na een maand worden begonnen. Reken in totaal op een doorlooptijd van drie maanden tussen vraag en opstart”, schat Soetaert. “Onze mensen zijn specifiek opgeleid om in de pilootfabriek te werken, dus zij staan altijd aan de knoppen. Maar de klant is uiteraard welkom om mee te kijken, advies te geven, bij te leren en ter plekke beslissingen te nemen. Dat is tenslotte de beste manier om onderling kennis uit te wisselen.”
De pilootfabriek telt ruim 150 gepassioneerde medewerkers. “In het begin was het niet evident om geschikt personeel te vinden, we moesten ons nog bewijzen. En hoewel dit werk heel interessant en innovatief is, is het ook vermoeiend. Zaken lukken zelden van de eerste keer, er duiken altijd nieuwe uitdagingen op om je hoofd over te breken. Maar vandaag zijn er wél heel wat mensen die willen meewerken aan onze missie: innovatie voor een betere wereld. Het is mooi dat die mindswitch er is gekomen. Het is hier vaak druk en er heerst een dynamische sfeer. Er wordt ook dag en nacht, zeven dagen per week gewerkt, omdat onze processen vaak constante monitoring nodig hebben.”
Hoewel de Bio Base Europe Pilot Plant in de eerste plaats een onderzoeksfaciliteit is, biedt de pilootfabriek nog heel wat aanvullende diensten aan zoals engineering services en begeleiding bij opschaling. “Sommige bedrijven kloppen aan met een heel specifiek probleem. Er is één stukje van hun onderzoek dat ze niet opgelost krijgen en daarvoor rekenen ze op onze expertise. Nadien verdwijnen ze met hun nieuwe inzichten. Anderen, vooral start-ups, vragen ook hulp om te groeien of betrekken ons bijvoorbeeld bij de bouw van een nieuwe fabriek.”
Om een pilot plant op te richten en uit te bouwen moet je ontzettend veel investeren – bij ons in totaal al zo’n 100 miljoen euro”
Wim Soetaert, managing director van de Bio Base Europe Pilot Plant in Gent
Aartsmoeilijk
De realisaties waar Bio Base Europe aan heeft bijgedragen, zijn al lang niet meer op twee handen te tellen. “Er zijn fabrieken voor biosurfactants gebouwd in Slowakije, die werken volgens processen die we samen met de opdrachtgever ontwikkeld hebben. Vijf kilometer van hier, in Sas van Gent, is een fabriek gebouwd voor vleesvervangers gebaseerd op onderzoek dat hier plaatsvond: Enough. Eveneens in Gent is Steelanol gerealiseerd, een fabriek van 200 miljoen euro om uit afvalgassen van een staalfabriek ethanol te maken. In Schotland hebben we meegebouwd aan fabrieken die afvalstoffen van de whisky-industrie omzetten in de chemische stof butanol. Dat zijn niet ònze fabrieken en het is niet louter ons onderzoek dat ervoor gezorgd heeft dat die er staan, maar wij hebben mee aan de kar getrokken. En daar zijn wij heel fier op. Wij zijn trots op elke duurzame fabriek die er gekomen is en elk nieuw duurzaam product dat op de markt komt.”
Intussen is er ook een spin-off gegroeid uit de samenwerking tussen de Bio Base Europe Pilot Plant en de Universiteit Gent: AmphiStar, een start-up gespecialiseerd in de productie van biosurfactants. “Surfactants zijn een soort zeepcomponenten die heel veel toepassingen hebben in zeer veel sectoren. Na plastics zijn surfactants volumegewijs de grootste categorie van chemische producten die geproduceerd worden. Helaas komen surfactants op het einde van hun levenscyclus bijna allemaal in het milieu terecht. Want wat gebeurt er uiteindelijk met je waspoeder en shampoo? Die komen na een lange reis in de rivier en de zee terecht. Wij hebben nu biosurfactants ontwikkeld uit biomassa, geproduceerd met een specifieke gist in een fermentatieproces. Je kan die gebruiken in producten om de vloer te kuisen, je te wassen, in cosmetica, noem maar op. Die biosurfactants zijn gemaakt uit een biologische grondstof, via een biologisch proces en zijn ook nog eens bio-afbreekbaar. Bio-bio-biosurfactants dus, waar we nu een bedrijf rond gebouwd hebben dat écht een verschil kan maken”, glimlacht de professor.
(lees verder onder de foto)

De pilootfabriek die al die successen mogelijk heeft gemaak,t uit de grond stampen, was echter allesbehalve evident, geeft Soetaert toe. “Om een pilot plant op te richten moet je ontzettend veel investeren - in ons geval gaat het in totaal al over zo’n 100 miljoen euro. Je hebt dan een faciliteit met hele dure machines, maar een deel van de tijd staan die gewoon stil. Wij hebben een beschikbaarheidsmodel: de machines worden gebruikt als ze nodig zijn voor een specifieke ontwikkeling. Aangezien het zeer dure machines zijn zouden ze continu moeten draaien om te renderen, maar dat zou van ons een production plant maken en dat zijn wij niet. Wij zijn niet gericht op productie maar op innovatie. Om dat plaatje ook economisch rond te krijgen is er veel kennis en ervaring nodig. Dat is ook de fundamentele reden waarom er zo weinig pilot plants in de wereld zijn, zeker op onze schaal.”
De weg naar de Bio Base Europe Pilot Plant was dan ook aartsmoeilijk. “Toen ik bijna twintig jaar geleden centen zocht luisterde men aandachtig, maar toen ze hoorden dat er 20 miljoen euro nodig was, enkel en alleen om te kunnen opstarten, ging de deur zeer snel weer dicht. Uiteindelijk zijn we begonnen dankzij een Europees Interreg-project. Ik vond deze oude brandweerkazerne waar we nog steeds in gevestigd zijn en verbouwde die tot een pilot plant. Na een aantal jaren draaiden we break-even, al was het ploeteren om in stabiel vaarwater te komen. Het opbouwen van credibiliteit was ook niet evident omdat we zo vernieuwend waren en er heel veel scepticisme was. Maar vandaag staan we er en komt heel de wereld naar ons toe. We zijn een gevestigde waarde. We groeien nog steeds en we blijven bouwen aan een betere wereld. En daar mogen we trots op zijn.”
Laat Voka je op weg zetten naar succesvol innoveren.
Voka biedt uitgebreide handvaten en begeleiding om succesvol te innoveren, zodat je met vertrouwen aan de toekomst kunt werken.
Neem contact met miel.kurris@voka.be of vind hier meer info