Binnenkort treden de regels van boek 6 van het (nieuwe) Burgerlijk Wetboek in werking. Die bepalingen regelen het nieuwe buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht en beogen een modernisering van de huidige regels, alsook een ruimere bescherming van slachtoffers. Wat is nu nuttig om te onthouden?
Eén van de meest opvallendste wijzigingen, betreft de nieuwe regeling inzake de aansprakelijkheid van “ouders” voor daden van hun minderjarige kinderen. Het huidig artikel 1384 lid 2 van het (oude) Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de vader en de moeder aansprakelijk zijn voor de schade die door hun minderjarige kinderen wordt veroorzaakt tenzij wanneer zij kunnen bewijzen dat 1) de daad van hun kind niet te wijten is aan een gebrek in hun toezicht en 2) evenmin te wijten is aan een gebrekkige opvoeding. De huidige ouderlijke aansprakelijkheid betreft zodoende een wettelijk vermoeden dat kan worden weerlegd mits het leveren van voormeld dubbele tegenbewijs.
Met de invoering van het nieuwe boek 6 kent het nieuwe artikel 6.12 (nieuwe) Burgerlijk Wetboek in beeld waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen minderjarige kinderen jonger dan 16 jaar en minderjarige kinderen vanaf 16 jaar. Zo zullen ouders voortaan altijd aansprakelijk zijn voor schade veroorzaakt door de fout(en) van hun minderjarige kind(eren) jonger dan 16 jaar en dit zonder dat zij nog de mogelijkheid zullen hebben om het tegenbewijs te leveren van een goede opvoeding en een afdoende toezicht. Concreet betekent dit dat ouders voortaan altijd financieel mee zullen opdraaien voor schade veroorzaakt door fouten van hun kinderen jonger dan 16 jaar. Voor schade veroorzaakt door de fout(en) van hun minderjarige kind(eren) vanaf 16 jaar, zullen de ouders onder het nieuwe aansprakelijkheidsrecht wél nog kunnen ontsnappen aan hun ouderlijke aansprakelijkheid mits zij kunnen bewijzen dat zij als ouder geen enkele fout hebben begaan.
Bovenstaande “ouderlijke” aansprakelijkheid in het nieuwe buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht is overigens niet beperkt tot de “ouders” in de strikte zin van het woord. Artikel 6.12 van het (nieuwe) Burgerlijk Wetboek werd immers aangepast aan de moderne samenleving en stelt voortaan uitdrukkelijk dat bovenvermelde regeling niet enkel geldt voor de klassieke “ouders”, doch ook voor adoptanten, pleegouders en voogden op voorwaarde dat zij ouderlijk gezag uitoefenen over de minderjarige op het ogenblik dat laatstgenoemde de schadeveroorzakende fout beging.
Gezien de verstrengde regels inzake de aasprakelijkheid van “personen met ouderlijk gezag” over minderjarige kinderen, zijn er nog minder redenen om géén familiale verzekering af te sluiten. Aanvankelijk had de wetgever zelfs de bedoeling om de uitbreiding van de ouderlijke aansprakelijkheid te koppelen aan een verplichte familiale verzekering, doch uiteindelijk is in de definitieve wettekst dergelijke verplichting niet opgenomen.
Wij kunnen u dan ook enkel adviseren dit zeker te doen. Voor zij die een familiale verzekering afgesloten hebben, zal de nieuwe wetgeving persoonlijk weinig veranderingen met zich meebrengen. Heeft u echter geen familiale verzekering, dan loopt u als ouder wel een groter risico aangezien u dan zelf automatisch dient op te draaien voor de schade veroorzaakt door fouten van uw minderjarige kinderen onder zestien jaar.
De gestemde wet houdende de goedkeuring van het nieuwe boek 6 van het (nieuwe) Burgerlijk Wetboek zal in werking treden op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Er wordt verwacht dat deze publicatie in juni 2024 zal plaatsvinden, waardoor de nieuwe regels aldus in januari 2025 in werking zullen treden.
Mathieu Albers, Belexa