“Ik ben geen ondernemer geworden om zo veel mogelijk geld te verdienen. Ik doe het uit fierheid voor ons product”, zegt Jan Lisabeth (60), al ruim veertig jaar kwaliteitskippenkweker. In dit volbloed familiebedrijf doen ze bijna alles zelf, met hun eigen voederfabriek, broederij, kwekerij en groothandel. Ondertussen stoomt Olivier (33), derde generatie, zich klaar om zijn vader op te volgen.
Tekst Sam De Kegel – foto Wim Kempenaers
Gottem, vlakbij Deinze, bevindt zich in het epicentrum van de vlasteelt van weleer. Dat merk je aan een monumentaal standbeeld van een vlasboer, zodra je dit vlasdorp binnenrijdt. “Onze huidige voederfabriek is een oude vlasschuur en werd nadien herbestemd. Mijn overgrootvader was zelf nog een vlasboer”, steekt Jan Lisabeth van wal.
Door de vlascrisis schakelden vele vlasboeren over naar andere beroepen. Jan: “Mijn vader besliste om leghennen te houden en eieren te verkopen. Hij zette die niet af op een centrale, maar probeerde zijn product zo dicht mogelijk te vermarkten bij de afnemer en zo een toegevoegde meerwaarde te realiseren. Hij reed zelfs met zijn eieren naar Brussel om ze te verkopen aan de bakker en de beenhouwer en zo de tussenschakel van de grossier uit te schakelen. Eigenlijk doen we nog altijd min of meer hetzelfde via onze groothandel Delikip.”
Kieken in plaats van teddybeer
Jan belandde als enig kind automatisch in het familiebedrijf van zijn vader. “Ik was zestien jaar. Het was de logica zelve dat ik de zaak zou overnemen, zonder daar veel over na te denken. Ik durfde het mijn eigen zoon nog niet vragen toen hij 25 was, in mijn tijd was dat wel even anders. Ik ben letterlijk tussen de kippen gekweekt. In plaats van met een teddybeer liep ik met een kieken in mijn handen. Ik studeerde af aan de landbouwschool. Wij waren gespecialiseerd in kippen, maar mijn vader wou ook dat ik wist hoe een koe of varken eruitzag. Nadien volgde ik nog vaak opleidingen in avondschool.”
Als zeventienjarige begon Jan als arbeider te werken, nu veertig jaar geleden. Ik reed met de vrachtwagen vanaf mijn achttiende, voerde kippen uit, maakte meel… Overal hielp ik mee. Voelde ik druk? Neen, maar we werden ook niet gespaard. ‘Neem de auto en probeer jij maar eens een kieken te verkopen’, zei mijn vader. Ik kon niet terugvallen op verkooptechnieken uit school. Soit, al doende leer je veel. We werkten toen vooral met andere landbouwbedrijven samen die met ons voeder en onze kuikens kippen kweekten, later zijn we ook meer eigen stallen beginnen zetten.”
Anno 2023 heeft Lisabeth zijn eigen voederfabriek, eigen broederij, eigen kwekerij en eigen groothandel. “Van ei tot bil in de winkel”, vat Jan het gebald samen. “Enkel het slachten doen we niet zelf. Zo hebben we bijna alle schakels in de productie van het kippenvlees in handen. Een eigen slachthuis runnen, of erin participeren, is te complex geworden, met de wetgeving en alle milieuregels. Kleine slachthuizen bestaan trouwens niet meer. Onze integratie is net te klein om een rendabel slachthuis te runnen.”
Als kind liep ik al met een kieken in mijn handen in plaats van een teddybeer”
Jan Lisabeth, tweede generatie kippenkweker
Traceerbaarheid: toegangspoort tot retail
Waar komen hun eindproducten, de braadkippen, terecht? Jan: “Vroeger verkochten we onze kwaliteitskippen aan de slachthuizen. We probeerden bij hen een meerprijs te krijgen voor die extra kwaliteit, maar dat was heel moeilijk. Na de dioxinecrisis werd traceerbaarheid steeds belangrijker. Grootwarenhuizen werden bereid om iets extra te betalen als je een lastenboek kon voorleggen. Zo konden we rechtstreeks de retail benaderen. Via onze eigen integratie en traceerbaarheid konden we aantonen vanwaar onze kippen kwamen. Een Colruyt-aankoper beslist nu om met ons te werken en wij stellen de slachthuizen voor om mee samen te werken. Niet alle slachthuizen zijn retailwaardig, naar verpakking en service toe. Je hebt ook ‘bulk’ slachthuizen die focussen op export, maar daar werken wij niet mee samen.”
Vandaag verkoopt Lisabeth zijn kippen niet enkel aan de retail (van het slachthuis gaan ze dan rechtstreeks naar de retail), maar ook via hun eigen groothandel. Zoon Olivier: “Delikip is ontstaan als een platform om ons eigen geproduceerde kip te vermarkten naar de eindconsument. In het rek van een grote supermarkt zien alle kippen er eender uit, via Delikip mikken we o.a. met onze Belgische Gallux-kip (een woordmix van gallus en lux, haantje en licht in het Latijn, red.) op de lokale buurtsupermarkten, beenhouwers, traiteurs en horeca. Naast kippen verdelen we ook wild en gevogelte via onze groothandel.”
Op kop in de koers
Lisabeth vervulde niet zelden een pioniersrol in de sector. “Vergelijk het met een koers, waarin je ontsnapt en een tijdje in de kijker rijdt”, etaleert Jan met een wielermetafoor. “Het ‘peloton’ moet volgen, of het nu wil of niet. We hebben zeker gepionierd in antibioticavrij en plantaardig voeder geven en diervriendelijk kweken, denk aan natuurlijke lichtinval in de stallen. Mijn vader wou ook een eigen mengvoederfabriekje, want anders was hij afhankelijk van derden. Die onafhankelijkheid was en is cruciaal om het kwaliteitsvol product te maken dat we zelf in ons hoofd hebben. We wilden niet meer afhankelijk zijn van veevoederfabrikanten of kwekers. We werken nog steeds samen met andere boeren die voor ons kippen kweken, maar wel meedraaien in ons circuit. Ze werken met onze eieren en ons voeder, en wij vermarkten de kippen nadien.”
Momenteel werken er 15 FTE’s bij Lisabeth. Olivier: “Bijna al onze werknemers zijn vijftigplussers en honkvast. De jongere werknemers zijn minder honkvast en zo blijven we op zoek naar enkele nieuwe medewerkers.”
Deze kippenkweker is vooral op zoek naar polyvalente mensen. “De sterkte van een familiale onderneming is dat je m/v/x afwisselend en flexibel kan inzetten in de broederij, veevoederfabriek en kwekerij. Zo kunnen we ook piekmomenten opvangen. Je kan hier vrij zelfstandig werken. Je moet vooral betrouwbaar zijn en voor het team willen werken. Alles staat of valt met de mentaliteit, welk diploma je ook hebt.”
(lees verder onder de foto)
Respect voor mens én dier
“Het is pas door samen te werken, dat je weet welk vlees je in de kuip hebt, om in ons eigen vakjargon te blijven”, lacht Jan. “We zorgen ervoor dat het team aan elkaar hangt, met verschillende teambuildingactiviteiten tijdens het werkjaar.”
Wie uit de landbouwwereld komt, heeft wel een streepje voor. “Zonen van landbouwers, bijvoorbeeld, hebben geen probleem om ook in het weekend én tussen dieren te werken. Kippen geven nu eenmaal een geur en wat stofhinder. En je mag zaterdagavond wel uitgaan, maar zondagmorgen moeten onze kippen ook verzorgd worden. Dat geeft dus een verantwoordelijkheid. Je moet respect hebben voor je collega’s, maar evengoed voor de dieren.”
Olivier knikt instemmend. Zelf studeerde hij handelswetenschappen, optie fiscaliteit, en net als zijn vader belandde hij heel snel in het familiebedrijf. “Ik deed een stage bij een boekhoudkantoor in de buurt, maar dat was niet mijn ding. Ik vind dat nog steeds een enorm boeiende materie die ook hier van pas komt, maar het was me vrij duidelijk dat ik in het bedrijf zou komen. Ik heb hier ook eerst geproefd van de verschillende afdelingen en begon met basistaken, zoals kippen kweken of met de vrachtwagen rondrijden.”
“Om respect te kweken naar andere medewerkers, is het niet onbelangrijk om je handen vuil te maken en alle schakels onder de knie te hebben, want anders word je niet snel gerespecteerd”, weet Jan uit ervaring.
Kweken aan de toekomst
Vroeg of laat staat elk familiebedrijf ervoor: de opvolging. Olivier start binnenkort met twee lerende netwerken van Voka Oost-Vlaanderen, Plato Next Gen en Familio. Bij het tweede wordt de ganse familie betrokken, het eerste focust op hemzelf als toekomstig overnemer. “Op die manier wil ik nog schaven aan mijn capaciteiten en vaardigheden. Ik heb nog een zus die nu werkt als interieurarchitecte en voorlopig geen interesse toont in het familiebedrijf. Maar wie weet, verandert dat nog. Mijn papa zal niet eeuwig blijven ondernemen. Zolang hij wil voortdoen, des te beter, maar wil hij stoppen, ook goed. Daarom willen we ons nu al goed voorbereiden op de overdracht.”
“Meer en meer ben ik ervan overtuigd dat ik morgen wil stoppen”, onderbreekt Jan zijn zoon. “Neen, alle gekheid op een stokje, ik ben geboren in dit bedrijf en zit er nog volop in, maar binnen een jaar of vier wil ik er wat meer tussenuit knijpen. Maar te vroeg in pensioen gaan en in de zetel luieren, daar ben ik niet klaar voor. Weet je, we hebben nooit ondernomen om puur geld te verdienen. Ondernemen betekent voor ons in eerste instantie fier zijn op je product. Wij gaan ons daarom nooit uit winstbejag bezighouden met goedkope plofkippen uit het buitenland. Nu hebben we toprestaurants die bij ons kippen kopen, omdat ze perfect weten hoe wij ze gekweekt hebben.”
Je mag zaterdagavond uitgaan, maar zondagmorgen moeten onze kippen ook verzorgd worden. Dat geeft dus een verantwoordelijkheid”
Olivier Lisabeth, derde generatie kippenkweker
Kwaliteitsvol voeder = lekkere kip
Zoals voor zovele (landbouw)bedrijven waren de uitdagingen heel groot de jongste drie jaar. Eerst was er de covidpandemie, vervolgens kwam de oorlog in Oekraïne die zorgde voor een explosie van de energie- en grondstoffenprijzen. Olivier: “En dan spreken we nog niet over het stikstofarrest van Zuhal Demir, en alle kapitaalkrachtige investeringen die we moeten doen om de stikstofuitstoot verder te reduceren. Als jonge boer zal ik door die zure appel moeten bijten. Maar wij vrezen dat de helft van de pluimveebedrijven zal stoppen, zeker de oudere boeren zullen die investeringen niet altijd meer willen doen. En komen er na 2030 nog extra maatregelen? We hebben nauwelijks nog rechtszekerheid. Of willen we enkel nog kippen uit het buitenland waar kwekerijen vaak veel meer CO2 en stikstof uitstoten? Historisch gezien is er te veel overproductie – dat zal ik niet ontkennen – waardoor de helft van onze pluimveeproductie naar export gaat. Voor ons ziet de toekomst er wellicht niet slecht uit omdat we lokaal produceren en verdelen. Al zijn we ook niet meer hyperlokaal; wij worden daarom gespiegeld aan de reguliere marktprijzen en krijgen een extra bonus voor onze kwaliteit en traceerbaarheid. Maar daarvoor moeten we keihard vechten.”
Op het einde van het interview komt ook Lieve er nog even bijzitten, de sterke vrouw achter Jan Lisabeth. “We mogen gerust nog wat meer chauvinistisch zijn”, zegt ze. “Hopelijk kunnen we ook de eindconsumenten nog meer sensibiliseren om te checken of er een Belgische kip in hun kar ligt. Veel mensen staan er niet bij stil dat bijvoorbeeld onze kippen altijd dezelfde voeding krijgen via ons eigen recept. Veevoeder wordt geproduceerd in functie van de grondstoffenprijzen. De jongste jaren zijn die zo volatiel door o.a. de oorlog in Oekraïne en worden basisingrediënten soms vervangen door andere, waardoor de kwaliteit van het vlees verandert. Of afvalstromen worden grondstofstromen. Dat is niet ongezond, maar wij willen vooral een lekkere braadkip produceren. Dàt start met de juiste, evenwichtige voedingsmix van een aantal basisgranen, zoals soja, mais en tarwe”, besluit ze.
Wil jij ook meer leren over ondernemen als familiebedrijf?
Onze activiteiten en evenementen geven je de kans om andere familie-ondernemers te leren kennen en van hen te leren.
Met Plato Next Generation deel je ervaringen met andere familiale opvolgers die zich voorbereiden op een generatiewissel.
Staat er bovendien een overname van je familiebedrijf voor de deur? Dan kan je rekenen op Voka Familio, een traject waarbij onze experts je door alle fases begeleiden met een stappenplan voor de overdracht – emotioneel en juridisch.