Waardevolle kennisuitwisseling tussen West-Vlaamse en Afrikaanse kmo’s
Met de hulp van Vlaamse ondernemers gaf de Antwerpse vzw Exchange de voorbije 25 jaar al talloze Afrikaanse bedrijven een duwtje in de rug richting groei en professionalisering. Niet met een financiële stimulans, wel door ze te koppelen aan de juiste expertise. De organisatie doet daarvoor een beroep op vrijwilligers en wil ook Vlaamse bedrijven engageren om hun kennis te delen. Onder meer het strategisch marketingbureau Comma uit Zedelgem en machinefabrikant Rentec uit Pittem gingen al mee op missie.
 
  
  Exchange vzw ontstond in 2001. Het waren Unizo, Voka, de Boerenbond en ETION die de organisatie boven de doopvont hielden, met als oogmerk om ontwikkeling te ondersteunen via ondernemerschap. Oorspronkelijk richtte Exchange zich daarvoor tot een brede waaier aan zelfstandigen, kleine ondernemers en ambachtslui uit Afrika, maar sinds een jaar of 10 is de strategie meer gefocust. Nu gaat het specifiek om kmo’s in 6 sectoren: de agro-industrie, dienstensector, circulaire industrie, toerisme, maakindustrie en transport en logistiek.
Kmo voor kmo
“We kiezen bewust voor de sectoren waarin Vlaanderen zelf sterk staat”, vertelt Sybren Devoghel, general manager bij Exchange. “Daarnaast is vooral de schaal van bedrijven voor ons van belang. We gaan op zoek naar Afrikaanse bedrijven die zich in een scale-upfase bevinden: ondernemingen die 5 à 10 jaar actief zijn en gemiddeld tussen de 20 en 50 werknemers in dienst hebben. In het verleden was dat anders en kwam bijvoorbeeld ook de lokale bakker bij ons terecht, maar we merkten dat de maatschappelijke impact van die eenmalige missies vaak klein was. Daarenboven zijn er al heel wat organisaties die kleine bedrijven of startups ondersteunen. In onze huidige aanpak zijn we uniek en sluiten we sterk aan bij het Vlaamse ondernemerslandschap, dat ook hoofdzakelijk uit kmo’s bestaat.” Naast Sybren telt Exchange in België 4 vaste medewerkers. In de betrokken Afrikaanse landen – op vandaag zijn dat Oeganda, Zuid-Afrika, Rwanda, Malawi, Marokko, Ghana, Tanzania en Mozambique – staan nog 12 lokale vertegenwoordigers op de loonlijst. “Vanuit Exchange zorgen we voor de selectie, de matchmaking en praktische ondersteuning. Het inhoudelijke werk daarentegen gebeurt volledig door vrijwilligers. Dat kunnen individuen zijn met een specifieke achtergrond of expertise, maar we proberen ook steeds meer bedrijven te betrekken. Want wie kan een onderneming beter helpen dan een gelijkaardig bedrijf, waar alle relevante kennis verzameld zit en uitdagingen vaak gelijklopen?”
Groeiprogramma’s
Een van die bedrijven is Comma, brandstrategists, opgericht door Greetje Demuelenaere. “Ik werd voor het eerst door Exchange benaderd in 2018”, herinnert Greetje zich. “Voor een theeplantage in Malawi, de Satemwa Tea and Coffee Estate, was de organisatie op zoek naar marketingen brandingexpertise. Via via kwamen ze bij mij terecht. Ik was meteen enthousiast. Ik geloof sowieso sterk in het idee van kennisdeling en probeer vanuit mijn onderneming altijd kennis en tijd af te staan aan maatschappelijk waardevolle initiatieven. Zo begeleidden we Satemwa dan ook bij hun transitie van bulk naar specialty teas: een boeiend traject van meerdere jaren dat zowat alles omvatte, van de opmaak van het businessplan tot de vermarkting en de ontwikkeling van een eigen theemerk.”
“We werken met groeiprogramma’s”, legt Sybren de werking van Exchange uit. “Zo’n programma richt zich telkens op één bedrijf en neemt gemiddeld 3 jaar in beslag.” De bedrijven die in aanmerking komen voor een groeiprogramma worden op voorhand uitgebreid gescreend. Zowel de lokale vertegenwoordigers als de landverantwoordelijke van Exchange gaan daarbij na of het bedrijf aan alle voorwaarden voldoet, financieel gezond is en bereid is om zelf bepaalde investeringen te doen. Is er voldoende potentieel en engagement, dan kan de samenwerking aangevat worden. “In eerste instantie stellen we een coach aan: iemand uit ons netwerk die het Afrikaanse bedrijf over de volledige duur van het traject begeleidt. Hij of zij gaat een aantal weken ter plaatse, maakt een visie op en brengt in kaart welke kennis in welke fase nodig is. Daarop zoeken wij de mensen die die expertise kunnen aanreiken, zowel lokaal als in België.”
 
  
  Het waardevolle aan deze formule is dat iedereen iets in de mand moet leggen. Het engagement is dus verzekerd.
Tom Verschuere
 
  
  De projecten leren ons om te relativeren, los te laten en wendbaar te zijn.
Greetje Demuelenaere
Engagement met veel gezichten
Comma stapte sinds 2018 al mee in 5 groeiprogramma’s. Zo boden Greetje en haar team strategische ondersteuning aan webwinkel Alinafe, ondersteunden ze pesticidebestrijdingsbedrijf Chassol bij het uitbouwen van hun hr- en investeringsbeleid, en voerden ze trends- en marktanalyses uit voor Smartcore, de Afrikaanse tegenhanger van Smartschool. “In wezen doen we voor die bedrijven hetzelfde als voor onze reguliere klanten. Dat gebeurt wel vooral vanop afstand, maar we trachten toch echt om co-creatief samen te werken. Wanneer we zien dat het traject een bepaalde maturiteit bereikt, gaan we één keer ter plaatse. Het is fantastisch om te zien dat je bedrijven zo vleugels kan geven. Tijdens het groeiprogramma van Smartcore suggereerden we bijvoorbeeld een joint venture met een van hun conculega’s. En jawel hoor, die hebben ze onlangs opgestart.”
In andere gevallen treden de Belgische bedrijven op als ervaringsdeskundige. Dat was bijvoorbeeld het geval bij Inex, dat een feasibility study uitvoerde voor een Rwandese zuivelproducent. Ook Rentec, de Pittemse fabrikant van machines voor afvalverwerking, was in het kader van Exchange een aantal jaren actief in Rwanda. “In 2012 kregen we de vraag om afvalophaler Agruni in Kigali bij te staan in het optimaliseren van zijn operationele activiteiten”, vertelt CCO Tom Verschuere. “Vanwege onze productie van machines voor palmolie-extractie waren we al regelmatig in Afrika aanwezig, en we hadden wel een idee hoe het er inzake waste management aan toe ging. Tijdens een eerste bezoek volgde ik alles nauwgezet mee en kwam ik tot de conclusie dat ze overslagstations nodig hadden. In de jaren nadien ging ik regelmatig naar Kigali en ontwikkelden we samen de ECOBOX: een modulaire sorteerinstallatie met alle in Europa toegepaste procestechnologie, maar dan compacter, goedkoper en robuuster. Daarnaast bracht ik de mensen van Agruni in contact met andere Belgische partners, waardoor verschillende medewerkers later een opleiding konden volgen bij intercommunale EcoWerf in Leuven.”
“Hoe onze vrijwilligers precies invulling willen geven aan een project, laten we in grote mate aan hen over”, beaamt Sybren. “Uiteraard verwachten we wel een duidelijk engagement om expertise te delen en in cocreatie te werken – idealiter voor 3 jaar, minimum voor één jaar – maar of dat nu in de vorm van personeel, middelen of stageplaatsen is, staat hen vrij. Eens een groeiprogramma aangevat is, blijven wij vooral op de achtergrond aanwezig. We weten inmiddels wel dat ondernemers onderling veel sneller vooruit gaan dan wij. Vaak blijven de bedrijven na afloop van het programma dan ook contact houden.”
“Dat klopt”, lacht Tom. “Ik spreek nog steeds met de oprichter van Agruni. Dat is ook wat ik zo waardevol vind aan deze formule: iedereen moet iets in de mand leggen. Als vrijwilliger of bedrijf investeer je tijd en eventueel middelen, Exchange voorziet in de reiskosten en van de Afrikaanse ondernemer wordt verwacht dat hij de kosten voor verblijf en vervoer in Afrika op zich neemt. Het is een uitwisseling die enkel tot stand komt als er van alle partijen voldoende engagement is.” Hoewel Exchange vooral mediërend optreedt, is hun rol volgens Greetje van essentieel belang. “Exchange is de lijm. De afstand en cultuurverschillen kunnen groot zijn en het gebeurt wel eens dat we lang geen reactie krijgen van ons partnerbedrijf. Dan is het goed dat een lokale vertegenwoordiger van Exchange daar even kan aankloppen om de reden te achterhalen, misverstanden uit te klaren of de puntjes op de i te zetten.”
 
  
  Sterkere business
Zowel Greetje als Tom beschouwen hun samenwerking met Exchange als een belangrijke persoonlijke en professionele verrijking. “Voor mijn team zijn dit soort projecten een enorme eyeopener”, getuigt Greetje. “Wanneer we naar Afrika trekken, doen we dat met een duidelijke en gestructureerde agenda, maar eigenlijk moeten we die bij aankomst bijna meteen loslaten. We kunnen ook niet altijd een beroep doen op de digitale presentatietechnieken die we thuis gebruiken. Het leert ons om te relativeren, los te laten en wendbaar te zijn. Tegelijk houdt het onze job boeiend en zorgt het voor zingeving.
In een competitieve arbeidsmarkt kan dat een belangrijke sleutel zijn om mensen aan boord te houden.” Bij Rentec leidde de samenwerking vooral tot de ontwikkeling van een concreet product. Hoewel Agruni door omstandigheden slechts enkele modules van de ECOBOX kon aankopen, gelooft Tom nog steeds in het potentieel van de oplossing. “Onlangs werden er nog gesprekken opgestart met afvaloperatoren uit andere Afrikaanse landen. Op termijn kan er dus nog een multiplicatoreffect optreden. In ieder geval heeft het project geholpen om een goed inzicht te krijgen in afvalbeheer in Afrika, het economisch model en de lokale uitdagingen. Voor we met Exchange in contact kwamen, wisten we weliswaar dat het continent een groot potentieel in zich heeft, maar op eigen initiatief hadden we daar wellicht nooit de eerste stappen voor gezet en de juiste stakeholders gevonden.”
Die drempelvrees ziet Sybren bij wel meer Vlaamse kmo’s. “Een samenwerking met Exchange kan de eerste stap richting Afrika zijn. Door in een groeiprogramma te stappen, kan je zonder al te veel risico je dikke teen in het water steken. Je kan kennis en inspiratie halen uit de manier waarop Afrikaanse kmo’s de zaken aanpakken en in het beste geval boor je een nieuwe markt aan. Een van onze langetermijndoelstellingen is om zo duurzame partnerschappen te creëren en bedrijven echt te gebruiken als hefboom voor ontwikkeling.”
Exchange zoekt West-Vlaamse bedrijven om mee te stappen in haar groeiprogramma’s. Interesse? Contacteer de vzw via info@exchangevzw.be om kennis te maken.
Financiële balans
De werking van Exchange wordt in hoofdzaak gefinancierd via Vlaamse subsidies. Die subsidies worden aangewend voor de personeelskosten van de organisatie en de reiskosten van vrijwilligers. “We geven geen premies of investeringen aan Afrikaanse bedrijven”, benadrukt Sybren. “Integendeel, de bedrijven worden geacht om zelf in te staan voor bepaalde kosten.” Hoewel Exchange uitdrukkelijk in het huidige regeerakkoord vermeld wordt en zich bijgevolg nog enige tijd van overheidssteun verzekerd ziet, kijkt de organisatie ook uit naar andere bronnen van inkomsten. “Giften krijgen we slechts sporadisch, maar we zien wel dat steeds meer bedrijven bereid zijn om zelf bepaalde kosten te dragen. Dat illustreert het engagement van de Vlaamse kmo’s.”
 
                 
     
     
                   
                   
                  



