Eind vorige week kondigde minister Demir de nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs aan. Deze kennisgerichte aanpak, startend vanaf de kleuterschool, is een van de hoekstenen in haar beleid om de onderwijskwaliteit op te krikken. Verschillende internationale vergelijkende studies zoals TIMSS, PIRLS en PISA, maar ook de recente Vlaamse toetsen, bevestigen de ernst van het kwaliteitsprobleem in het Vlaamse onderwijs.
De basis moet sterker
In onze recente paper 'Praktijkgericht onderwijs als eerste keus' benadrukten we dat dit kwaliteitsprobleem al in het basisonderwijs ontstaat. Te veel leerlingen beheersen basisvaardigheden zoals taal, wiskunde en wetenschappen onvoldoende. Dit heeft directe gevolgen voor hun verdere schoolloopbaan en hun kansen op de arbeidsmarkt. Als de nieuwe minimumdoelen goed geïmplementeerd worden, kunnen ze een hefboom vormen voor betere leerprestaties, sterkere onderwijsloopbanen en een hogere maatschappelijke welvaart.
Het doel is helder: meer leerlingen moeten excelleren. Bovendien draagt een kennisrijk curriculum bij aan meer sociale gelijkheid, door alle leerlingen toegang te geven tot dezelfde kennis.
Nood aan duidelijkheid en structuur
In de media werden sommige minimumdoelen overgebracht als banale weetjes. Zo werd er gefocust op het feit dat kleuters moeten weten waar de Nijl ligt en kinderen aan het einde van de lagere school moeten kunnen vertellen wie Garcia II van Congo was.
Maar waar het hier echt om gaat, is dat er concrete, coherente en evalueerbare minimumdoelen zijn, want ook leerkrachten hebben nood aan duidelijkheid, en leerlingen hebben baat bij structuur. De cognitieve psychologie leert ons dat kennis die stevig verankerd zit in het langetermijngeheugen, complex redeneren vergemakkelijkt en ons probleemoplossend leert denken.
De vertaalslag naar de praktijk
De grote uitdaging zit nu in de implementatie: het vertalen van deze doelen naar leerplannen, handboeken en praktijklessen. Daarna is het aan de onderwijskoepels, de leraren, de scholen, de directies én de ouders om ze ingang te doen vinden in de dagelijkse klascontext.
We mogen er niet vanuit gaan dat dit allemaal vanzelf zal verlopen. Gerichte investeringen in de professionalisering van leerkrachten zijn hierin cruciaal. Alleen zo kunnen de nieuwe minimumdoelen effectief geïmplementeerd worden en kan de onderwijskwaliteit duurzaam verbeteren.
Investeren in kwaliteit
Het recente rapport van de onderwijsinspectie benadruk waarom actie nodig is: in 63% van de basisscholen voldoet het onderwijskundig beleid niet aan de verwachtingen.
Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat leerkrachten wel ‘leerlijnen’ nastreven, maar dat doen zonder onderling overleg of afstemming, en bijgevolg dus ook zonder samenhang in het curriculum.
Goed klinkende visies en strategieën vinden te weinig hun weg naar de klaspraktijk.
Katrien Bonneux, hoofd van de Vlaamse onderwijsinspectie
En daar schuilt nu net het risico voor dit nieuwe kennisrijke curriculum. Alleen met hoge verwachtingen, sterke didactiek en gerichte professionalisering kunnen we de onderwijskwaliteit daadwerkelijk versterken. Het is dan ook positief dat de overheid in een eerste fase 30 miljoen euro vrijmaakt om scholen te ondersteunen bij de invoering van het nieuwe curriculum.
Voka is als ondernemersorganisatie dan ook hoopvol over de ingeslagen weg. We zijn er nog lang niet, maar we staan wel verder dan gisteren. Het einddoel is duidelijk: jongeren sterker maken voor de uitdagingen van morgen, en ervoor zorgen dat onze welvaart kan blijven steunen op goed opgeleide en gemotiveerde werknemers.