Na eerder de Europese Commissie, het IMF en de OESO kwamen de voorbije week ook de Nationale Bank en het Planbureau met hun update van de vooruitzichten voor de Belgische economie in de komende jaren. Daarbij wordt niet meteen een heel optimistisch beeld getoond. De rode draad door al die analyses is duidelijk: onze economie blijft groeien, maar aan een te laag tempo, en een aantal belangrijke structurele problemen raken maar niet opgelost.
Hieronder de vijf belangrijkste punten uit de nieuwste vooruitzichten van het Planbureau (tot 2030):
1. Magere groei
Volgens het Planbureau zal de Belgische economie in de periode 2025-2030 gemiddeld met 1,2% per jaar groeien. Dat is vrij mager. In de periode 1995-2019 bedroeg de economische groei nog 1,8% per jaar. Vooral de gezinsbestedingen zouden die groei overeind houden. De netto-uitvoer zou wegen op de activiteit, vooral door de impact van de handelsoorlog van Trump. Belangrijk is ook dat deze vooruitzichten uitgaan van een verdere verslechtering van de overheidsfinanciën. Allicht zullen onze overheden (door Europa en/of de financiële markten) gedwongen worden om sterker in te grijpen in de begroting, en in dat geval zullen de extra budgettaire inspanningen (zeker op korte termijn) de economische groei nog verder afremmen. In dat (waarschijnlijkere) scenario zouden we de komende jaren eerder uitkomen op een gemiddelde groei van minder dan 1%.
2. Ontsporende overheidsfinanciën
Zelfs met de maatregelen die nu op tafel liggen zou het begrotingstekort de komende jaren verder oplopen. Tegen 2030 gaat dat tekort naar 6,5% van het bbp, of meer dan 40 miljard in euro’s van vandaag. De federale regering zou er wel in slagen om de niet-rente-uitgaven te verlagen (met 0,7% van het bbp in 2025-2030), maar dat wordt meer dan gecompenseerd door de toenemende rentelasten (+1% van het bbp). Daarbovenop draagt ook de geplande belastingverlaging (met 1,2% van het bbp tegen 2030) bij tot het oplopende tekort. De overheidsschuld zou door dat grote begrotingstekort toenemen tot 121% van het bbp in 2030. Daarmee zou België bij de snelst stijgende overheidsschuld onder de industrielanden hebben. Het risico is reëel dat we daardoor op een bepaald moment in het vizier komen van de financiële markten. In dat geval zullen sterker stijgende rentes het tekort en de schuld nog hoger duwen. Tegen die achtergrond is het zo goed als zeker dat de geplande belastingverlaging de komende jaren meer en meer in vraag gesteld zal worden.
3. Koopkracht is het probleem niet
In het publieke debat is er de jongste jaren een grote focus op de koopkracht. En allerlei doemscenario’s daarover worden te pas en te onpas opgevoerd om druk te zetten op beleidsbeslissingen. Maar ondertussen blijft de gemiddelde koopkracht gewoon toenemen. Volgens de nieuwe vooruitzichten zou de gemiddelde koopkracht van 2019 tot 2030 met 14% toenemen (voor alle duidelijkheid, dat is bovenop de inflatie). Om die koopkracht nog meer duurzaam te versterken, is vooral een sterkere economische groei nodig.
4. Exporteurs onder druk
In vergelijking met 2019 zou onze export tegen 2030 met 12% toenemen (in volume). In dezelfde periode zouden onze buitenlandse afzetmarkten met 25% groeien. Dat betekent dat onze exportbedrijven fors aan marktaandeel verliezen. Dat is te wijten aan de combinatie van onze aangetaste concurrentiepositie (o.m. door de veel sterkere loonstijgingen in ons land de voorbije jaren) en de verslechtering van het internationale handelsklimaat. Dat verlies aan marktaandeel zou ook de komende jaren doorgaan. Gezien onze economische activiteit voor een derde gelinkt is aan internationale handel is dat een verontrustende dynamiek.
5. Stilvallende productiviteitsmotor
In essentie wordt economische activiteit bepaald door twee factoren: hoeveel mensen werken er en hoe ‘produceren’ die per hoofd. De eerste factor is de werkgelegenheid, de tweede de productiviteit. Een toename van de welvaart moet dan komen van een stijging van die factoren. Door de demografische dynamiek (er komen minder jongeren op de arbeidsmarkt) zal het de komende jaren alsmaar moeilijker worden om de werkgelegenheid nog substantieel te verhogen. Onze toekomstige welvaartsgroei moet dan ook vooral komen van de productiviteitsgroei. Maar dat wil vooralsnog niet lukken. Integendeel, de productiviteitsgroei blijft verder vertragen. In de periode 2025-2030 zou de productiviteitsgroei nog amper 0,3% per jaar bedragen. Als we die trend niet structureel gekeerd krijgen, dan zal onze toekomstige economische groei nog lager uitvallen, met allerlei daaruit volgende problemen voor de overheidsfinanciën, de koopkracht, de algemene welvaart enzoverder.
Onze economie blijft dus ook de komende jaren groeien, maar aan een tempo dat te laag is om de uitdagingen die op ons afkomen op te vangen. De aangetaste concurrentiepositie van onze exportbedrijven, de ontsporende overheidsfinanciën en vooral de stilvallende productiviteitsgroei overschaduwen onze toekomstige welvaart. De huidige regeringen nemen wel wat stappen om een aantal van de uitdagingen aan te pakken, maar deze analyses maken duidelijk dat ze daarbij nog lang niet ver genoeg gaan. Er zal veel meer nodig zijn om onze economie en onze welvaartsstaat terug op de rails te krijgen.