Overslaan en naar de inhoud gaan
  • 02/07/2025

Afgelopen maandag ging het interfederaal industrieplatform MAKE 2025–2030 van start. Onder leiding van eerste minister Bart De Wever en federaal minister van Economie David Clarinval brengt het platform de gewestelijke regeringen én de belangrijkste ondernemersorganisaties van het land rond de tafel. Het doel is glashelder: de competitiviteit van onze industrie versterken en België opnieuw industriële slagkracht geven. Voka ondersteunt dit initiatief ten volle: toekomstig gedelegeerd bestuurder Frank Beckx maakt deel uit van de centrale stuurgroep en Voka-experten zullen actief deelnemen aan de werkgroepen. 

Die hernieuwde aandacht voor de industrie komt niet uit de lucht gevallen. Tussen 2019 en 2023 kromp de reële toegevoegde waarde van de Vlaamse industrie met 6%. Cijfers die nog uitgesprokener zijn voor de energie-intensieve sectoren, zoals een daling met 25% voor de metaalsector en van 29% in de chemie. We bevinden ons daarmee op onbekend terrein én doen het slechter dan elk van onze buurlanden.

Industrie onder druk

Dit moet alle alarmbellen doen afgaan, want hoewel de Vlaamse industrie vandaag nog ‘slechts’ instaat voor 14% van de toegevoegde waarde, blijft de basis- en maakindustrie cruciaal voor onze toekomstige welvaart. Ze is een sleutelspeler in innovatie, export en productiviteit binnen de bredere Vlaamse waardeketen. Sinds 2010 is de industrie goed voor maar liefst 55% van alle bedrijfsinvesteringen in onderzoek en ontwikkeling. Ook qua productiviteit is ze een motor: in 2023 lag het productiviteitsniveau in de maakindustrie 53% hoger dan in de rest van de niet-financiële economie. En jaar na jaar is de sector verantwoordelijk voor iets meer dan de helft van onze uitvoer.

Wat deze terugval zo uitzonderlijk maakt, is dat ze voor het eerst níét louter het gevolg is van een klassieke recessie. De oorzaak zit dieper: structurele veranderingen in marktomstandigheden en beleidskeuzes zetten onze industrie structureel onder druk

Zo liggen de gasprijzen vandaag nog altijd vier tot vijf keer hoger dan in de Verenigde Staten. Ook voor elektriciteit betalen we fors meer: een factor twee tot drie duurder, terwijl grootverbruikers in buurlanden zoals Frankrijk elektriciteit aan kostprijs krijgen. Voeg daar de zware decarbonisatiedoelstellingen van de Europese Commissie aan toe, met miljardeninvesteringen die voorlopig economisch nauwelijks renderen, en je krijgt een explosieve cocktail. Vlaanderen, België en bij uitbreiding Europa dreigen daardoor steeds minder aantrekkelijk te worden voor grootschalige industriële investeringen.

De oorzaak zit dieper: structurele veranderingen in marktomstandigheden en beleidskeuzes zetten onze industrie structureel onder druk.

Meer dan ooit nood aan krachtig industrieel beleid

Dat alle neuzen over de regeringsniveaus heen door MAKE 2025-2030 in dezelfde richting staan, is dan ook meer dan welkom, zeker gezien de urgentie van het probleem. Bovendien bevinden veel industriële werven zich precies op het snijvlak tussen federaal en regionaal beleid.

De vier werven die de komende maanden prioritair zullen behandeld worden, reflecteren dit snijvlak dan ook:  

  • Verlaging van de energiekosten;
  • Ontwikkeling van strategische energie-infrastructuur;
  • Administratieve vereenvoudiging: administratieve lasten verlichten voor onze ondernemingen;
  • Verdedigen van onze economische belangen: zorgen voor een eerlijke interne markt en concurrentievoorwaarden.

Werven die inspelen op de pijnpunten, maar tegelijk de kansen voor Vlaanderen en België blootleggen. Vlaanderen is namelijk goed gepositioneerd om, mits snel en doordacht schakelen, een voortrekkersrol te spelen in CCU(S)-technologie. Dankzij de hoge concentratie van energie-intensieve bedrijven op een relatief kleine oppervlakte kunnen we sneller dan andere landen werk maken van een CO₂-leidingennetwerk. Zo’n netwerk zou de industriële clusters in Antwerpen, Gent en Wallonië met elkaar verbinden en ons een strategisch concurrentievoordeel opleveren, op voorwaarde dat we bij de eersten in Europa zijn.

Slim kansen benutten vanuit onze eigen sterktes, dát is waar CCU(S) in Vlaanderen om draait. En net dat principe zouden we ook moeten doortrekken naar het Europese onderhandelingsniveau over de ETS1-middelen. Elke euro die onze industrie bijdraagt, zou rechtstreeks moeten terugvloeien naar de sector, om opnieuw te investeren in decarbonisatie. Vlaanderen laat hier jaarlijks 450 tot 700 miljoen euro liggen. Dat is kapitaal dat we broodnodig hebben om de transitie waar te maken.

Precies op deze punten kan MAKE 2025-2030 het verschil maken. Een eenvoudige opdracht is het allerminst. Maar om een welbekende beleidsmaker te parafraseren: ad astra per aspera, langs moeilijke wegen naar de sterren. 

Contactpersoon

Philippe Nys

Expert Economie, Industrie & Innovatie

imu - vzw - opt
imu - vzw - clearnox
imu - vzw - slimstock
ING
Orange
SDWorx