“Sterkere netten nodig om omschakeling te faciliteren”
Het wereldwijde streven naar klimaatneutraliteit werd op de recente klimaattop in Dubai nog maar eens in de verf gezet. Ook in Vlaanderen raken de geesten steeds meer gerijpt, alleen brengt de energietransitie ook een berg uitdagingen met zich mee. Professor Jan Desmet (UGent), Yannick Van den Broeck (Adviseur Energie en Klimaat Voka) en Thomas Buys (Adviseur Kenniscentrum Voka West- Vlaanderen) staan stil bij de voornaamste obstakels.
Op de klimaattop in Dubai werd onder meer de ambitie uitgesproken om te evolueren naar een fossielvrije samenleving. In hoeverre is dat realistisch?
Jan Desmet: “Dat wordt heel moeilijk, omdat het over de hele klimaataanpak gaat. Het is onmogelijk om alle primaire energie (inclusief bunker en feestock) die momenteel in ons land binnenkomt (+/-690 terrawattuur) te gaan elektrificeren. We kunnen ten hoogste de elektriciteitsvraag vergroenen (+/- 90 TWh). Daarvoor zal de capaciteit van de bestaande en nieuwe windturbineparken op de Noordzee niet volstaan. Werken aan een koolstofneutrale samenleving is wel haalbaar. In functie daarvan, gebeurt er onder meer veel onderzoek naar CO2-opslag. CO2 uit de lucht halen en ze in de grond opslaan is één optie, maar je kan die CO2 ook gebruiken als grondstof voor de productie van nieuwe synthetische brandstoffen. Nóg belangrijker is om de mens nog veel bewuster met energie te laten omgaan, want we zijn echt niet goed bezig.”
Verklaar u nader?
Jan Desmet: “We consumeren met z’n allen ontzettend veel energie. Ik geef 3 voorbeelden. Zelfs nu we massaal overschakelen naar ledverlichting, blijft verlichting een gigantische verbruiker. Denk maar aan de lichtvervuiling in Europa. Meer nog: we laten het licht langer branden, met als fout excuus dat led een lager energieverbruik heeft. Daarnaast heb je bijvoorbeeld ook de datacenters, die op hun eentje 4% van het totale stroomverbruik van een westers land vertegenwoordigen. Ten derde zijn er de gevolgen van e-commerce. Als we 10 pakjes online bestellen, kunnen we er 9 terugsturen, wat al een serieuze impact heeft op de mobiliteit en transport. Daarbij wordt een groot aantal van die retourzendingen vernietigd. Het is namelijk duurder om ze opnieuw te ‘handlen’, dan om ze te vernietigen. Een mentaliteitswijziging is absoluut nodig, maar uit het verleden weten we dat zoiets sowieso 2 generaties nodig heeft. Fossielvrij tegen 2050? Vergeet het maar, zelfs in het geval iedereen mee zou zijn in dat verhaal. Fossielneutraal is mogelijk, maar dat wordt nog steeds een enorme uitdaging.”
Thomas Buys: “De goesting om de transitie naar hernieuwbare energie te maken is bij bedrijven zeker aanwezig, maar niet elk bedrijf kan zijn processen deels of volledig elektrificeren. Dan blijf je met een uitstoot zitten die je zal moeten compenseren. Als we over klimaatneutraliteit spreken, gaat het dus over de netto nul-uitstoot.”
In Vlaanderen moet je sommige steunmaatregelen voor projecten rond hernieuwbare energie aanvragen vóór je die investering effectief hebt uitgevoerd.
Thomas Buys
Wat zijn de voorwaarden om grotere hoeveelheden hernieuwbare energie in ons netwerk te integreren?
Jan Desmet: “Eerst en vooral moeten we regionaal en lokaal het gebruik van hernieuwbare energie maximaliseren door nog sterker in te zetten op zonne- en windenergie. Zonnepanelen vormen niet het probleem, temeer er nu ook mogelijkheden bestaan om die energie te capteren door in gevels en ramen geïntegreerde cellen. De opwekking van windenergie op land is veel uitdagender, omdat niemand zit te wachten op een windturbine in zijn achtertuin. Mensen vrezen dat hun grond in waarde zal zakken door ‘uitzichtvervuiling’, maar ook de slagschaduw en het zeer lage, storende geluid van de wieken zijn nadelig. Zelfs al zet je massaal windturbines op vrije ruimte in de Westhoek, Limburg en langs autosnelwegen, dan nog is de conclusie dat je met windenergie alleen de wereld niet zal redden.”
Zijn onze netwerken sterk genoeg om alle hernieuwbare energie op te vangen?
Yannick Van den Broeck: “Vlaanderen is wel gezegend met vrij sterke netten. Om de capaciteit te vergroten, moeten Fluvius en Elia miljardeninvesteringen doen, die sowieso doorgerekend worden op onze facturen. Iedereen onderschrijft de nood aan nog sterkere netten, maar het moet wel betaalbaar blijven.”
Jan Desmet: “Sowieso zal de maatschappij die investeringen altijd moeten betalen, maar we betalen nu ook de prijs voor de houding van Europa in de jaren 80-90. Vanuit de overtuiging dat we toen het best ontwikkelde continent waren, zijn we voor een stuk op onze lauweren gaan rusten en op het vlak van energie kon het niet op. Intussen hebben ze in andere gebieden (onder meer India en China) enorm geïnvesteerd, hun achterstand ingehaald en zijn ze bijgevolg ook grootverbruikers geworden. Europa moet nu een inhaalbeweging maken om die technologische uitdagingen bij te benen.”
Iedereen onderschrijft de nood aan nog sterkere netten, maar het moet wel betaalbaar blijven.
Yannick Van den Broeck
Hoe belangrijk is Ventilus bij de Vlaamse energietransitie?
Thomas Buys: “Ventilus moet onder meer de opgewekte hernieuwbare energie van de windturbines op zee aan land brengen. De nieuwe hoogspanningslijn moet er ook voor zorgen dat we aan land meer hernieuwbare energie op het net kunnen aansluiten. De verwachting is namelijk dat het vanaf 2026 moeilijk zal zijn om extra capaciteit aan hernieuwbare energie op het West-Vlaamse net aan te sluiten, omdat het dan verzadigd zal zijn. Zelfs in Gent en Doornik zullen de gevolgen van dit verzadigde net merkbaar zijn. Willen we de energietransitie op tijd maken, dan moet Ventilus op tijd operationeel zijn. Uiteraard begrijpen wij dat bedrijven en omwonenden die in de buurt van het tracé liggen, hinder kunnen ondervinden door de komst van de lijn. Daarom hopen we dat we met meer duidelijkheid over de compensatieregeling verder oponthoud kunnen vermijden.”
Yannick Van den Broeck: “Tegen de hoogspanningslijnen is erg veel protest, omdat ze eigendom innemen en voor visuele hinder zorgen. Elia en het Vlaams Gewest bereiden nu volop maatregelen voor om die hinder te compenseren. Het GRUP (Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan) zal pas definitief worden vastgelegd als er duidelijkheid over die compensaties is.”
Jan Desmet: “Sowieso zal het nog een hele tijd duren voor er een consensus is en voor alles volledig geregeld is. Heel die administratie zal voor een enorm vertragend effect zorgen. De bouw van de lijnen zelf, zal ruw geschat nog eens 3 jaar in beslag nemen, wat trouwens erg snel is. Bovendien zal het net van hoogspanningslijnen ook vertakkingen naar andere Belgische regio’s moeten hebben, in functie van de onthaalcapaciteit. Een ander probleem is dat de betrouwbaarheid van het sturen van hoge vermogens over DC-netten zeker nog niet bewezen is en de technologische uitdagingen groot blijven. Dan heb je nog de discussie over het boven- of ondergronds voorzien van die hoogspanningslijnen. Veel mensen ijveren voor ondergronds, vanuit de veronderstelling dat dit ‘gezonder’ zou zijn omdat er geen visuele perceptie aan gekoppeld is, maar dat is niet het correcte verhaal: het magneetveld op stahoogte direct boven een ondergrondse kabel (op 1 à 2 meter diepte) kan zelfs sterker zijn dan die op stahoogte onder de stroomdraden van een overeenkomstige bovengrondse hoogspanningslijn. Het grote verschil is dat je de ondergrondse stroomdraden niet ziet.”
Zorgen voor flexibiliteit is de sleutel, zeker vermits het aanbod aan hernieuwbare energie altijd erg volatiel zal zijn.
Jan Desmet
Moet Ventilus operationeel zijn om de offshore windenergie van de nieuwe Prinses Elisabeth-zone aan land te krijgen?
Jan Desmet: “Neen, omdat die zone geen exclusief Belgisch verhaal is. Vanuit de Prinses Elisabeth-zone zullen ook hoogspanningslijnen naar Engeland, Denemarken en Schotland worden aangelegd.”
Yannick Van den Broeck: “Toch mag het uitstellen van Ventilus absoluut geen ambitie zijn. We zullen die energie goed kunnen gebruiken, vermits het potentieel aan extra onshore energie eerder beperkt is. Een alternatief is energieopslag onder de vorm van moleculen (bijvoorbeeld via waterstof). Dat zou wel eens de sleutel kunnen zijn.”
Wat is de grootste bezorgdheid van bedrijven die willen investeren in hernieuwbare energie?
Yannick Van den Broeck: “Dat is vooral de flexibiliteit. Niet elk bedrijfsproces leent zich even goed om flexibel om te gaan met vraag en aanbod, of dreigende netcongestie. Denk maar aan fabrieken die volcontinu draaien. Ook om de warmtebehoefte in te vullen, willen ondernemingen graag met hernieuwbare energie aan de slag. Zonnepanelen zijn al sterk ingeburgerd en dat zal nog toenemen door de verplichting om tegen 30 juni 2025 PV-systemen te voorzien op gebouwen met een elektriciteitsafname van meer dan 1 gigawattuur per jaar. Helaas zien bedrijven dat het kostenplaatje (TCO) om dergelijke nieuwe investeringen in gebruik te nemen, stijgt. Onze buurlanden zetten systemen op om ondernemingen financieel te ondersteunen voor het dekken van de OPEX-kosten, in ons land is dat helaas nog niet het geval.”
De verwachting is dat het vanaf 2026 moeilijk zal zijn om extra capaciteit aan hernieuwbare energie op het West-Vlaamse net aan te sluiten, omdat het dan verzadigd zal zijn.
Thomas Buys
Thomas Buys: “Daarnaast is er de vergunningsproblematiek. We leven in een erg dichtbevolkt gebied en we hebben het nadeel dat we heel wat functies moeten onderbrengen in een relatief klein gebied. Dat is een groot verschil met landen die over veel meer open vlaktes beschikken om er bijvoorbeeld zonneparken of windturbines te installeren. In Vlaanderen daarentegen zitten we vrijwel meteen in de buurt van waardevolle natuur of infrastructuur die de komst van windturbines bijvoorbeeld niet toelaat. Zo werden in Vlaanderen al windturbines stilgelegd omdat ze een bedreiging zouden kunnen vormen voor bepaalde beschermde vogelsoorten. Naast vergunningen is er ook het probleem van de bureaucratie. In Vlaanderen moet je sommige steunmaatregelen voor projecten rond hernieuwbare energie aanvragen vóór je die investering effectief hebt uitgevoerd. Is de installatie al deels gebeurd of zijn de werken al gestart, dan zorgt dat voor extra administratieve ellende. Als werkgeversorganisatie willen we daar natuurlijk iets aan veranderen.”
Hoe kijken jullie naar de toekomst?
Jan Desmet: “Zorgen voor flexibiliteit is inderdaad de sleutel, zeker vermits het aanbod aan hernieuwbare energie altijd erg volatiel zal zijn – je kan nooit exact inschatten hoe fel de zon zal schijnen of hoe hard de wind zal waaien – terwijl de vraag stabieler is. Daarom moeten we zorgen voor een dynamische onthaalcapaciteit. Het volstaat namelijk niet om grote vermogens op het net te duwen; ze moeten ook kunnen worden gestuurd naar plaatsen waar ze die grote vermogens kunnen gebruiken. Stroom moet kunnen vloeien, anders zit je met een te groot verschil tussen vraag en aanbod. Dat faciliteren is essentieel om ook op lange termijn de bevoorradingszekerheid te garanderen.” (BVC- Foto’s Kurt)
Wie is wie?
Professor Jan Desmet is oprichter van en research manager bij EELab/Lemcko. Die onderzoeksgroep bij UGent onderzoekt de integratie van hernieuwbare energie in de breedste zin van het woord. Op een strategische, doordachte en intelligente manier bekijken de onderzoekers het totale plaatje en vooral de impact die dit heeft op ons elektriciteitsnet. Hun focus ligt daarbij op het laag- en het middenspanningsnet.
Thomas Buys is Adviseur Kenniscentrum bij Voka West- Vlaanderen. Hij behandelt er topics als energie, klimaat en milieu, maar ook ruimte, mobiliteit en fiscaliteit. Yannick Van den Broeck is Adviseur Klimaat & Energie bij het Kenniscentrum van Voka vzw in Brussel.