Na 236 dagen hebben de Arizonapartijen eindelijk een akkoord bereikt over een nieuwe federale regering onder leiding van Bart De Wever. Voka heeft er vanaf de eerste dag op aangedrongen om een hervormingsregering op te zetten die de economie en welvaart centraal stelt.
Voka stelt vast dat de nieuwe regering hervormingen ambieert die dit land nodig heeft om de overheidsfinanciën te saneren, de competitiviteit en de productiviteit van ondernemingen te ondersteunen en de werkzaamheidsgraad te verhogen.
Het akkoord bevat jammer genoeg ook een aantal nieuwe lasten voor ondernemingen, die het nu al bijzonder lastig hebben, zoals de meerwaardebelasting en de verhoogde bijdrage van werkgevers voor langdurig zieken. Ook blijft de automatische loonindexering behouden.
Het Voka Kennis- en Lobbycentrum analyseerde het volledige regeerakkoord. We zetten de meest in het oog springende beleidsmaatregelen voor ondernemingen op een rijtje.
De regering De Wever I heeft zich tot doel gesteld de drastische achteruitgang van het begrotingstekort bij ongewijzigd beleid om te buigen tot minder dan 3% bbp tegen 2030. De regering gaat uit van een inspanning van ongeveer 18 miljard euro. Daarenboven wordt een bijkomende inspanning gedaan om nieuw beleid te financieren: onder meer defensie, extra veiligheidspersoneel en een netto fiscale lastenverlaging van 1,5 miljard. In totaal is zo sprake van een inspanning van iets minder dan 23 miljard tegen het einde van de legislatuur. Dit is de zwaarste budgettaire inspanning sinds de jaren 80.
Die begrotingsinspanning gebeurt volgens het regeerakkoord zonder verhoging van de belastingdruk (in % bbp). Deze regel blijft gerespecteerd bij elke begrotingsopmaak en -controle in deze legislatuur.
Tegen het einde van de legislatuur moet de te leveren inspanning zo voor meer dan 2/3e voortkomen uit structurele hervormingen op de arbeidsmarkt en de pensioenen (inclusief terugverdieneffecten doordat meer mensen geactiveerd worden). Maximaal 22% van de te leveren inspanning vindt plaats via de beheersing van de uitgavengroei binnen de federale begroting. Maximaal 11% van de inspanning via bijdragen van ‘de sterkste schouders’, inclusief de impact van sociale en fiscale fraudebestrijd.
1. Lonen en lasten op arbeid
- Verlaging lasten op arbeid voor werkgevers
De concurrentiepositie van de ondernemingen wordt verstevigd door het verlagen van de loonkosten voor de lage- en middenlonen. Een principiële doorbraak is de herinvoering van een plafond voor de sociale werkgeversbijdragen zoals Voka gevraagd had, weliswaar voor hoge lonen (vanaf loon premier).
- Loonvorming
Op het vlak van loonvorming heeft de nieuwe regering geen veranderingen in petto: de automatische loonindexering en de loonnormwet van 2017 blijven overeind in de nieuwe legislatuur.
Het minimumloon wordt verder opgetrokken (in 2026 en 2028) zonder verhoging loonkosten voor de werkgever.
- Koopkracht
Vanaf 2026 zullen de nettolonen van iedereen die werkt stijgen, met een focus op de lonen onder de mediaan. Hierbij streeft de regering naar een verschil van minimaal 500 euro tussen werken en niet werken. De nettolonen zullen verder blijven stijgen doorheen de legislatuur. Dit gebeurt hoofdzakelijk via het verhogen van de belastingvrije som voor iedereen die werkt, het verlagen van de bijzondere bijdrage sociale zekerheid en de versterking van de sociale werkbonus.
Om de koopkracht nog meer te verbeteren, krijgen de sociale partners de opdracht om zo snel mogelijk de wettelijk toegestane maximale tussenkomst voor de maaltijdcheques te verhogen met twee maal 2 euro de komende legislatuur. De aftrekbaarheid van de werkgeverskost zal overeenkomstig worden verhoogd. De overige bestaande cheques doven uit.
Het aanvullend pensioen (uitgestelde koopkracht) wordt versterkt. Er wordt een werkgeversbijdrage voorzien van minstens 3% tegen uiterlijk 2035. Sectoren waar er nog niet aan de 3% voldaan wordt leveren een extra prioritaire inspanning hiervoor in hun sectorale akkoorden.
- Belonen
Bestaande collectieve bonussystemen zoals CAO 90 en winstpremie worden geharmoniseerd zonder verhoging van de fiscale lasten voor werkgever en -nemer. Het systeem van flexibel verlonen wordt wettelijk omkaderd. De regering wil de druk op het brutoloon verminderen door de brutoloonruil te beperken tot maximaal 20% van het jaarlijkse brutoloon.
Het expatregime om internationaal talent naar België te brengen en te behouden wordt aantrekkelijker. Het fiscaal regime van auteursrechten wordt opnieuw uitgebreid tot digitale beroepen en het verlaagd tarief van de roerende voorheffing blijft behouden op 15%.
2. Activerende sociale zekerheid
Activering wordt een speerpunt van de nieuwe regering. Er wordt ingezet op een werkzaamheidsgraad ‘in de richting van 80% tegen 2029’, ditmaal met een vorm van responsabilisering (bijvoorbeeld OCMW’s) én meer maatwerk voor de deelstaten in de werkloosheidsreglementering.
Voor Voka is een performante sociale zekerheid ook een activerende sociale zekerheid. In lijn daarmee zijn een aantal belangrijke maatregelen getroffen, al zal dit ook een impact hebben op werkgevers met een kostenverhoging voor langdurig zieken.
- Werkloosheidsval
De verhoging van de nettolonen moet het verschil tussen werken en niet-werken laten evolueren naar een verschil van meer dan 500 euro netto per maand. Daartoe worden ook langs de zijde van de sociale uitkeringen maatregelen getroffen zodat die minder snel stijgen (uitkeringsnorm) of worden ze afgetopt. Er komt een centraal register van alle sociale voordelen zoals Voka voorstelde. Ook de welvaartsenveloppe wordt daartoe bijgesteld.
- Eindige werkloosheidsuitkering
Zoals gevraagd in het Voka Memorandum dooft de werkloosheidsuitkering uit na twee jaar, evenwel enkel voor wie nog geen 55 jaar is. De uitkering verhoogt in de beginfase om de degressiviteit te versterken. De uitkering voor schoolverlaters wordt voortaan sneller uitgekeerd maar stopt na maximaal één jaar.
3. Einde loopbaan
Voka pleit voor langer werken om de krapte enigszins te bezweren. Bovendien is het goed voor de sociale zekerheid, minder uitgaven en meer inkomsten. De pensioenopbouw moet langere loopbanen stimuleren met waardering van reële gewerkte jaren. Ook vroegen we als Voka om het SWT uit te doven.
- Brugpensioen
De nieuwe instroom van SWT stopt vanaf de datum van het regeerakkoord. De toegang tot het SWT blijft hierbij gevrijwaard voor werknemers uit bedrijven die een intentieverklaring tot herstructurering of collectief ontslag afsloten voor de datum van het regeerakkoord. Wel blijft het vanaf 55 jaar mogelijk om via een landingsbaan deeltijds te werken (1/2de of 4/5de).
- Pensioenen
In lijn met de vraag van Voka wordt het wettelijk pensioenbedrag vanaf 2026 verminderd met een malus van 2% (tot 2030), 4% (tot 2040), 5% (vanaf 2040) per jaar vervroegde uittrede voor de wettelijke leeftijd, indien de gepensioneerde aan de loopbaanvoorwaarde voor vervroegd pensioen voldoet maar onvoldoende effectief gewerkte dagen heeft gepresteerd. Als keerzijde komt er eveneens een bonus in geval van effectief langer werken.
Ook komt er een rem op de overmaat aan gelijkstelling van niet-gewerkte periodes voor de pensioenvorming. Vanaf 2027 is vervroegd pensioen mogelijk vanaf 60 jaar op voorwaarde van een loopbaan van minstens 42 jaar met voldoende daadwerkelijke arbeidsprestaties.
- Werkbaar werk
Om langer werkbaar te werken vereenvoudigt een familiekrediet de verlofrechten voor wie bijdraagt aan de zorg van een kind. Elk kind krijgt bij de geboorte een rugzakje met verlofrechten waarin de bestaande verloven in het kader van de geboorte en de latere zorg voor het kind geïntegreerd worden.
Vorming draagt ook bij tot werkbaar werk. Het individueel opleidingsrecht uit de arbeidsdeal wordt behouden maar ingevuld met meer flexibiliteit en een gedeeltelijke collectivisering. Opgebouwde vormingsrechten kunnen geen aanleiding geven tot een uitbetaling in loon. Administratieve rompslomp wordt vermeden. De Federal Learning Account (FLA) wordt geschrapt en vervolgens wordt een minder administratief belastend systeem onderzocht.
4. Arbeidsflexibiliteit
Zoals Voka keer op keer heeft herhaald, vraagt een dynamische economie een wendbare arbeidsorganisatie en meer flexibele arbeidstijden. Eén en ander kondigde zich aanvankelijk goed aan, maar gaandeweg slopen er wat weerhaken in de tekst.
Het regeerakkoord geeft meer vrijheid aan werknemers om binnen de Europese regels in onderling akkoord met hun werkgever de arbeidsuren te bepalen. Meer vrijheid klinkt veelbelovend maar zoals bij veel uit het regeerakkoord zal veel afhangen van de uitwerking door (in dit geval) de minister van Werk.
- Arbeidstijd
In de eerste helft van 2025 wordt een nieuw wettelijk kader ingevoerd van annualisering van de arbeidstijd. Er wordt ook verwezen naar eventuele arbeidstijdregistratie, maar het is onduidelijk hoe dit zal worden uitgewerkt.
Het verbod op nachtarbeid wordt afgeschaft, net als de wettelijk verplichte sluitingsdag. De aanvankelijk veelbelovende aanpassing van nachtarbeid vanaf middernacht (24 uur) in de plaats van de huidige grens vanaf 20 uur wordt beperkt tot de distributiesector en aanverwante sectoren.
Om flexibele arbeid te garanderen komt er een structurele en uniforme en flexibele algemene regeling van 180 uren voor fiscaalvriendelijke overuren met een lastenverlaging voor de werkgever en een belastingvermindering voor de werknemer. Wat betreft de vrijwillige overuren wordt één aantrekkelijk systeem ingevoerd tot 360 vrijwillige overuren zonder motief of inhaalrust in alle sectoren. Voor 240 ervan zonder overloon en zonder sociale bijdragen of personenbelasting. Het toevoegen van een voorwaarde voor vrijwillige overuren in hoofde van deeltijdse werknemers die minstens 3 jaar deeltijds moeten werken en op voorwaarde dat er een tijdelijke toename van werk is, is geen goede zaak.
Administratieve overlast zoals het opnemen van alle mogelijke toepasbare uurroosters in het arbeidsreglement verdwijnt, tenminste indien de grenzen van de flexibiliteit daar duidelijk worden omschreven.
- Flexi-jobs
Flexi-jobs worden mogelijk in alle sectoren maar met respect voor de regels inzake de toegang tot de beschermde beroepen in publieke en private sectoren die met grote tekorten kampen. De uitbreiding naar alle sectoren sluit aan bij het memorandum van Voka maar de tekst is niet éénduidig. Waakzaamheid is, ook hier zoals overal trouwens, bij de uitwerking geboden.
5. Langdurig zieken
- Responsabilisering
Er komt een allesomvattend plan voor de preventie en re-integratie van langdurig zieken met een sterkere responsabilisering van de vijf betrokken actoren: werkgevers, werkenden, artsen (behandelend artsen, arbeidsartsen en adviserend artsen), ziekenfondsen en de VDAB. Zo zullen bijvoorbeeld artsen in hun voorschrijfgedrag voortaan worden opgevolgd en financieel geresponsabiliseerd.
Er dreigt evenwel een kostenverhoging voor de ondernemingen. Ter vervanging van de huidige sancties voor bedrijven met relatief veel langdurig zieke werknemers moet gedurende de eerste twee maanden van ziekte die volgen op de periode van gewaarborgd loon een bijdrage van 30% van de RIZIV-uitkering worden neergeteld en dit voor langdurig zieke werknemers tussen 18 en 54 jaar. Kmo’s worden hiervan vrijgesteld.
- Snellere aanpak
In lijn met wat Voka voorstelde wordt in plaats van de huidige verplichte drie maanden wachtperiode het voor werkgevers mogelijk (niet verplicht) om veel sneller een formeel of informeel re-integratietraject naar werk op te starten, zelfs vanaf de eerste dag ziekte, echter mits toestemming van hun werknemer.
Werkgevers worden wel verplicht om na acht weken arbeidsongeschiktheid een inschatting te laten maken van het arbeidspotentieel van hun werknemer door de externe preventiedienst, en desgevallend een re-integratietraject te starten. De werkgevers worden gesanctioneerd indien niet binnen de zes maanden vanaf de aanvang van de ziekte een re-integratieproces wordt opgestart voor wie arbeidspotentieel heeft. Deze sanctie geldt niet voor kmo’s (tot 20 werknemers).
- Ziektebriefje
In het kader van een beleid ter bestrijding van absenteïsme zal de mogelijkheid om jaarlijks tot drie keer één ziektedag op te nemen zonder medisch attest worden hervormd zodat dit nog slechts twee keer per jaar kan.
Behandelende artsen moeten voortaan altijd de mogelijkheid van aangepast of ander werk bekijken. Het ziekte-attest wordt daarom omgevormd tot een geschiktheidsattest – naar het idee dat Voka lanceerde onder de naam ‘fitnote’ – waarbij de behandelende arts kan vermelden wat de zieke werknemer tijdens de ziekteperiode wél nog kan.
6. Gezondheidszorg
Gezondheidszorg is na pensioenen de grootste federale begrotingspost: de zowat 61 miljard euro wordt voor 80% opgehaald uit bijdragen op arbeid.
- Algemeen beheer
De nieuwe regering zoekt naar coherent beleid rond preventie, zorgorganisatie, zorgprofessionals en digitalisering.
De deelstaten worden als waarnemend lid opgenomen in het verzekeringscomité waar wordt beslist over zowat 40 miljard aan financiële incentieven die aan ziekenhuizen en zorgverleners worden gegeven. Het regeerakkoord geeft aan dat dit kan leiden tot asymmetrische afspraken en financiële responsabilisering.
De groeinorm - de stijging van het budget bovenop de index - wordt deels een hervormingsbudget. De extra middelen worden gericht ingezet voor efficiëntie, preventie, innovatie en digitale transitie. Het is nog onduidelijk in welke mate en hoe de groeinorm zal evolueren doorheen de legislatuur.
- Digitale transformatie
Het regeerakkoord zet uitdrukkelijk in op een digitale transformatie: digitale gezondheidsapplicaties en technologie moeten zorgverleners ontlasten, de kwaliteit van de zorg verbeteren en het voor de patiënt makkelijker maken om zijn gezondheid op te volgen. De regering wil via technologie minder patiënten in het ziekenhuis en meer in daghospitalisatie of zelfs thuis verzorgd zien.
- Voorkomen is beter dan genezen
Samen met de deelstaten worden nieuwe actieplannen opgesteld om ziekten tijdig op te sporen en te behandelen. Het preventieluik zet verder in op vroegdetectie en doelgroepgerichte vaccinatie als hefbomen om ziektes terug te dringen. De nieuwe regering zal financiële prikkels voorzien voor vroeg-interventies en het inzetten van zorgpersoneel bij risico-groepen.
- Hervormd zorglandschap
Het regeerakkoord moedigt samenwerking tussen ziekenhuizen en extramurale praktijken aan om betaalbare, toegankelijke en kwalitatieve zorg te voorzien. Ze maakt lijnoverschrijdende zorg mogelijk door alle drempels tussen federale en Vlaamse instellingen weg te werken. Dit bestendigt de verschuiving van ziekenhuizen naar thuiszorg en volgt de voorstellen van Voka om in te zetten op zorghubs.
7. Onderzoek & Ontwikkeling
De regeling inzake de BV-vrijstelling voor O&O-medewerkers wordt verder verduidelijkt om maximale rechtszekerheid en stabiliteit te waarborgen, een absolute noodzaak. Ondernemingen zullen daarnaast de mogelijkheid krijgen om zich te laten erkennen als onderzoekscentrum voor de toepassing van de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor O&O-medewerkers. Hierdoor krijgen zij zekerheid over een stabiel fiscaal rechtskader op lange termijn.
De innovatie-aftrek in de vennootschapsbelasting blijft integraal behouden.
Dat geldt ook voor de investeringsaftrek voor O&O-investeringen. De gewestelijke attestvereiste voor investeringen in O&O wordt geschrapt.
8. Energie, klimaat en leefmilieu
De federale regering belooft doortastende maatregelen qua competitieve energieprijzen. Mede op vraag van Voka wordt een korting toegepast op de transmissienettarieven voor de energie-intensieve industrie tot op het niveau van de buurlanden. Er is een ‘taks cut’ voor alle ondernemingen, aangezien de accijnzen op elektriciteit naar het Europese minimum worden gebracht. Een taks shift wordt onderzocht, maar lijkt nog niet voor morgen.
Kernenergie krijgt duidelijk een belangrijke plaats in de energiemix met een streefdoel van 4 GW vermogen. De wet op de kernuitstap wordt geschrapt en de regering wil bekijken welke bestaande nucleaire centrales nog veilig verlengd kunnen worden. Voor Doel 4 en Tihange 3 wordt gemikt op een levensduurverlenging van 20 jaar. Er zijn ambities voor een eerste kleine centrale (Small Modular Reactor - SMR).
Het energiebeleid van de regering is erop gericht de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit te faseren en de open strategische autonomie van het land te vergroten.
Een stabiel investeringskader met een globale energievisie op de lange termijn is absoluut noodzakelijk voor ons. Dit lijkt ingebed in het aangekondigde ‘interfederaal energiepact’. De op te richten ‘autonome Hoge Raad voor energiebevoorrading’ heeft daarin een belangrijke rol te spelen.
Omwille van de recente kostenexplosie zal de toekomst van het energie-eiland herbekeken worden.
De federale regering belooft te pleiten voor een Europese uitfasering van het gebruik van PFAS, voor een gelijk Europees normenkader en voor een gelijkaardige Europese aanpak van de PFAS-problematiek en saneringen. Aan de andere kant wordt gedacht aan een PFAS-sectorfonds geoperationaliseerd en gefinancierd door de sector ter compensatie van de schade en slachtoffers van PFAS-vervuiling. We zullen erover waken dat de kosten en lasten voor het bedrijfsleven hier niet te hoog of onevenredig oplopen.
Samen met de gewesten zal ingezet worden op flexibele productnormen die maximaal hergebruik van gerecycleerde grondstoffen toelaten in functie van de kwaliteit van het eindproduct. De verdere ontplooiing van onze circulaire economie wordt hiermee gestimuleerd.
9. Ondersteuning bedrijfsinvesteringen
Het regeerakkoord voorziet in verschillende incentives om bedrijfsinvesteringen bijkomend te ondersteunen.
De investeringsaftrek wordt onbeperkt overdraagbaar, zonder beperkingen. Investeringen in O&O, defensie en energietransitie zullen versneld kunnen afgeschreven worden. De tarieven voor de verhoogde investeringsaftrek voor de energie-, mobiliteits- en milieulijsten zullen worden geharmoniseerd naar 40%. Fiscale consolidatie binnen een groep van verbonden ondernemingen (via de groepsbijdrage) wordt ruimer toepasbaar.
België schrijft zich in in de Europese industrieel-financiële strategie om de Europese kapitaalmarktenunie te versterken. Daartoe worden reglementaire verbeteringen voorgesteld om durfkapitaal te bevorderen. Het reglementaire kader inzake de private privak wordt verder versoepeld. Beperkingen die gepaard gaan met aandelenbeleggingen voor pensioenfondsen en verzekeraars, worden verminderd.
Daar staat echter tegenover dat ondernemingsrisico aangaan wel extra getaxeerd wordt: de regering voert immers een meerwaardebelasting ('solidariteitsbijdrage’) in op de vanaf het moment van invoering gerealiseerde meerwaarden op financiële activa. Die bedraagt in de regel 10%. Historische meerwaarden zijn vrijgesteld. Er wordt voorzien in de aftrekbaarheid van minderwaarden binnen het jaar. Minderwaarden kunnen niet worden overgedragen naar een volgend jaar. Er wordt voorzien in een (jaarlijks geïndexeerde) voetvrijstelling van 10.000 euro.
Bij een aanmerkelijk belang in een vennootschap (minimaal 20 %) wordt voorzien in een vrijstelling van 1 miljoen. Meerwaarden van meer dan 1 miljoen euro worden getrapt zwaarder belast: een meerwaarde tussen 1 en 2,5 miljoen aan 1,25%; een meerwaarde tussen 2,5 miljoen en 5 miljoen aan 2,5%; een meerwaarde tussen 5 en 10 miljoen aan 5% en een meerwaarde vanaf 10 miljoen aan 10%.
De DBI-aftrek wordt hervormd naar een DBI-vrijstelling en de participatievoorwaarde wordt verhoogd van 2,5 naar 4 miljoen voor en tussen grote ondernemingen en wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de deelneming de aard van financieel vast actief moet hebben. Op DBI-beveks wordt een heffing van 5% op de meerwaarde bij uitstap ingevoerd.
Ook de carried interest van beheerders van fondsen wordt zwaarder belast met een tarief van maximaal 30% voor roerende inkomsten.
10. Werking overheid
- Administratieve vereenvoudiging
Het regeerakkoord verwijst in verschillende domeinen naar administratieve vereenvoudiging. Tegen eind 2025 moeten er voorstellen op tafel liggen welke regels vereenvoudigd of geschrapt kunnen worden.
In bepaalde passages worden al enkele voorstellen concreet gemaakt. Enkele voorbeelden: informatie die reeds via andere kanalen (notaris, KBO, ...) beschikbaar is, moet rechtstreeks doorstromen naar het UBO-register. De groene investeringsaftrek wordt vereenvoudigd en toegankelijker gemaakt voor investeringen in energietransitie. Men onderzoekt een optioneel, eenvoudig systeem inzake de verworpen uitgaven in de vennootschapsbelasting. Ook regels in verband met de aftrekbeperking van autokosten worden vereenvoudigd en elke belastingplichtige zal zich kunnen beroep op het ‘only-once-principe’ bij zijn contacten met de fiscus. Het Federaal Actieplan Administratieve Vereenvoudiging (FAAV) zal zich primair richten op het bedrijfsleven en in overleg met hen worden ontwikkeld.
- Dienstverlening overheid
Het landschap van de digitale loketten wordt hertekend. Dienstverlening en relevante toepassingen worden gebundeld per doelgroep vanop eenzelfde infrastructuur. Het gebruik van de e-Box wordt verplicht voor alle administraties. Er wordt maximaal gecoördineerd tussen verschillende beleidsniveaus.
Inzake douane komen alle processen gerelateerd aan in- of uitvoer op één gecentraliseerd digitaal platform. Er komt een 24/7-dienstverlening, evenals een modernisering van de wetgeving en een hervorming van het vervolgingsbeleid en het douanestrafrecht. Hierbij wordt ingezet op administratieve in plaats van strafrechtelijke handhaving. Het statuut van Authorised Economic Operator (AEO) zal verbeterd worden ter ondersteuning van de economische handel.
- Overheidsopdrachten
Er wordt sterk ingezet op het verhogen van de betrokkenheid van kmo’s (inclusief start-ups en scale-ups) binnen overheidsopdrachten, een expliciete vraag van Voka. Zo wordt er gekeken naar de rationalisering van de bestaande wetgeving en worden er specifieke maatregelen genomen zoals het opdelen van projecten in percelen, het prioriteren van kwalitatieve criteria boven prijs, het vereenvoudigen van de inschrijvingsprocedure, het mogelijk maken van prijsherzieningen bij alle opdrachten en het reduceren van betalingstermijnen. Dit moet op termijn leiden tot het bereiken van de Europese doelstelling van 80% kmo-deelname en 60% kmo’s onder de winnende bedrijven.
- Rechtszekerheid versterken
In verschillende hoofdstukken van het regeerakkoord wordt een lans gebroken voor een broodnodige versterking van de rechtszekerheid. Een charter van de belastingplichtige zal de relatie tussen de belastingplichtige en de fiscus herstellen. Dit handvest zal o.a. voorzien in een zo sterk mogelijke harmonisatie van de fiscale termijnen, het recht op direct en persoonlijke contract tussen belastingplichtige en fiscus, het recht op een fout wanneer de belastingplichtige te goeder trouw is, het recht op privacy en de onschendbaarheid van de woning zonder specifieke rechtvaardiging of aanleiding en een beperking van de duur van de controles.
De regering maakt ook werk van meer eenvoudige en gestroomlijnde fiscale controles. Na bekendmaking van nieuwe wetgeving komt er telkens een snelle publicatie van circulaires en aanpassingen van de administratieve commentaar.
- Kerntaken
Er wordt een kerntakenanalyse opgestart onder gemeenschappelijke leiding van de minister van Begroting en de minister van Ambtenarenzaken. Binnen het jaar zullen conclusies worden voorgelegd aan de regering.
11. Industrieel, Europees en buitenlands beleid
Onder de vlag van 'MAKE2030' zal de overheid een interfederaal plan ontwikkelen om onze industrie te versterken. De focus ligt daarbij op de herbouw van de industrie en het bevorderen van circulariteit. Het beleid zal zich richten op veelbelovende industriële sectoren en een stabiel en duidelijk staatssteunkader handhaven om investeringen te waarborgen. Zoals ook benadrukt in het Voka Memorandum, wordt dit ook ingebed binnen een bredere Europese competitiviteits- en industriële deal die de Green Deal moet complementeren.
Daarnaast wordt ook gehamerd op een open strategische autonomie in relatie tot onze internationale partners. Op internationaal vlak wenst men sterker te wegen op het Europese beleid en meer in te zetten op het afsluiten en sneller ratificeren van vrijhandelsakkoorden. Progressie binnen het industrieel beleid wordt gemeten via opvolging van relevante indicatoren en benchmarking met de buurlanden.
In nauwe samenwerking met de regio’s wordt er een diepgaande strategie ontwikkeld om de defensie-industrie beter te ondersteunen. Meerdere maatregelen worden genomen om deze industrie te versterken. Zo zal men sterk inzetten op het verbeteren van de toegang tot kapitaal en internationale netwerken. Vanuit FPIM zullen er meer investeringen vloeien naar de sector en er wordt een defensiefonds opgestart om meer investeringsprojecten te lanceren (overheidsparticipaties kunnen hiervoor worden verkocht). Het fonds zal via verschillende pijlers investeren in infrastructuur, de industrie (inclusief ruimtevaart), de dual use sector en de cyberveiligheidssector. Bij grote legerbestellingen tracht men meer economische return te verzekeren. Er komt ook een defensie en veiligheidsaccelerator ter ondersteuning van kmo’s en start-ups.