Wie voertuigbouwer MOL zegt, denkt daar meteen West-Vlaamse traditie en degelijkheid bij. Familiebedrijf in de eerste en tweede generatie, nu in de derde fase onafhankelijk geleid door een triumviraat na een managementbuy-out. MOL (Staden) kickt naar eigen zeggen op technische uitdagingen en productontwikkeling. Het bezorgde het bedrijf recent een megacontract vanwege Defensie.
 
  
  Dit bedrijf heeft een geschiedenis die teruggaat tot in 1944. Wat zijn de belangrijkste hoofdstukken geweest in het grote geschiedenisboek?
Lieven Neuville: “Het begon allemaal in 1944 met Gerard Mol, die vooral landbouwvoertuigen, opleggers en aanhangwagens op de markt bracht, maar ook motoren herstelde. Het bedrijf heeft een constante evolutie en uitbreiding gekend. Vandaag gaat het nog steeds om utiliteitsvoertuigen. In de tweede generatie is het familiebedrijf sterk gegroeid onder impuls van Martin Mol. De derde generatie is er niet gekomen en toen we met 3 directieleden de kans kregen voor een buy-out, hebben we onze kans gegrepen.”
Hoe is die buy-out verlopen?
Alexander Desplentere: “De vorige CEO en eigenaar, Martin Mol, had geen opvolging. Dat zorgde er al meteen voor dat de kaarten duidelijk lagen. Hij had maar één wens: dat de tewerkstelling en het hele bedrijf verder zouden kunnen gaan, ook zonder hem. Op een dag is hij met dat verzoek naar ons toegestapt. Wij maakten al jaren deel uit van het omringende kader op directieniveau.”
Lieven Neuville: “Martin Mol had zelf ook lessen getrokken uit de overgang van de eerste naar de tweede generatie. Hij wilde dat de overgang vlekkeloos en coherent zou verlopen, en dat dit bedrijf als familiebedrijf verder zou gaan. Een externe verkoop was dus nooit aan de orde. Hij begon tijdig het onderwerp aan te kaarten en bespreekbaar te maken, in 2012 al. In 2015 kwam dan de expliciete vraag of we een overname zagen zitten. We hebben toen een soort doorgroeiplan goedgekeurd in onderling overleg. Te weten: instappen in een minderheidspositie en zo gradueel opbouwen naar een meerderheid. Het grote voordeel was in ons geval dat we het bedrijf door en door kenden. Martin Mol gaf ons altijd veel vertrouwen en armslag. Dat hielp uiteraard danig toen we dan over een managementbuy- out gingen praten.”
Alexander Desplentere: “Ook de financiering is, net als de opvolging zelf, organisch verlopen. Martin Mol wilde dat ook zo: klanten, leveranciers, werknemers moesten ook tijdens de overgangsperiode aanvoelen dat dit een ongoing proces was.”
Met zijn drieën één bedrijf leiden: is dat evident? En wie doet wat?
Lieven Neuville: “Ik leid de divisie trailers en trucks.”
Alexander Desplentere: “Ik sta in voor de businessunit vuilniswagens.”
Bram Callewaert: “Ik ben verantwoordelijk voor ons filiaal ITK, voor de productie van onderdelen bij MOL, voor aankoop, IT en interne logistiek.”
Lieven Neuville: “Samen vormen we een directiecomité met een handvol key medewerkers die instaan voor overkoepelende diensten, zoals hr, financiën of engineering. Eerlijk is eerlijk: het klikt tussen ons. En wat comfortabel is: er is nooit een blokkering, want ofwel zijn we alle drie akkoord ofwel is het een 2/1-verhouding. Een patstelling hebben we hier nog niet meegemaakt.” (lacht)
Staan er ook afspraken voor good governance op papier?
Lieven Neuville: “Heel zeker. We hebben een familycharter opgesteld waarin een hele reeks afspraken op papier staan.
Alexander Desplentere: “In een relatie met 3 is het altijd een beetje nemen en geven, maar met respect. Ik zeg altijd: thuis ben ik gehuwd met mijn vrouw en op het werk met 2 mannen. Maar dat hoeft niet in het artikel.” (lacht)
Wat zijn de pro’s en de contra’s van een familiebedrijf?
Lieven Neuville: “Ik zie vooral de voordelen: korte beslissingslijnen, nauwe betrokkenheid, geen complexe structuren, omgaan met je eigen centen.”
Alexander Desplentere: “Familiebedrijven gaan niet voor kort gewin maar wel voor de lange termijn.”
Lieven Neuville: “Maar aan de andere kant: het werk is nooit af en je bent verantwoordelijk over de hele lijn.”
Alexander Desplentere: “Als je dan eens een ‘patat’ om de oren krijgt, zoals in 2022 met een hacking, dan is er weinig fun aan. Gelukkig hebben onze back-ups goed gewerkt en hebben we nooit betaald aan de indringers.”
Naast de 320 mensen die in Staden actief zijn, draaien en frezen in ons filiaal ITK in Kachtem nog eens 80 mensen onderdelen tot op een nauwkeurigheid die overeenkomt met de dikte van een mensenhaar.
Bram Callewaert
 
  
  MOL is, nog zacht uitgedrukt, van vele markten thuis: voertuigen voor havenen spoortrafiek, trailers, vuilniswagens en sinds kort ook pantserwagens. Je zou kunnen zeggen: dat staat haaks op de theorie die zegt dat een bedrijf zich beter kan focussen op één competentie.
Lieven Neuville: “Je moet dat anders zien. De roeping van en de rode draad door dit bedrijf is altijd geweest: we gaan uit van onze eigen sterkte. Dat was al zo bij de stichters die veel vakmensen in huis haalden met de bedoeling om – vertrekkend van een wit blad – een product met toegevoegde waarde te maken. Op dat vlak is er weinig tot niets veranderd: dat is nog altijd onze basisroeping. Alles draait, ongeacht het product, om technische competentie.”
De laatste jaren is er een duidelijke roep om meer lokaal te kopen. Tegelijk bestelt de overheid niet altijd bij bedrijven van eigen bodem. Hebben jullie op dat vlak te klagen?
Lieven Neuville: “We kregen al altijd mooie opdrachten binnen, wat wil zeggen dat onze vakkennis naar waarde wordt geschat.”
Alexander Desplentere: “Ik ben in de eerste plaats verantwoordelijk voor de divisie vuilniswagens, een belangrijke tak binnen onze groep met ook een eigen sales- en servicefiliaal in Nederland. Sowieso moeten bij het uitschrijven van aanbestedingen de EU-regels gevolgd worden. En ja, de Belgische loonkosten spelen ons meer dan eens parten. Ons tegenargument is altijd: je moet de total cost of ownership in ogenschouw nemen. Te weten: onze kwaliteit, onze dienstverlening, de kostprijs gespreid over de jaren. Al die argumenten spelen dan weer in ons voordeel, en de overheid beseft dat ook. Maar de realiteit gebiedt mij ook te zeggen dat we tot voor enkele jaren – voor de aankoop van vuilniswagens – vlot orders binnenkregen maar het vandaag harder knokken is om onze marktpositie te bestendigen. De concurrentie in dat segment komt vooral uit Oost- en Zuid- Europa.”
MOL kreeg recent een mega-opdracht vanwege Defensie voor de bouw van 406 pantservoertuigen van het type Griffon. Mooi. Hoe komt zo’n contract tot stand?
Lieven Neuville: “Wij treden in dit contract op als toeleverancier van de Franse groep KNDS. In 2018 werd er een intergouvernementele overkomst gesloten tussen de Belgische en Franse overheid en ontving KNDS een bestelling voor militaire voertuigen bestemd voor onze landmacht. In de marge van dat contract werd ook om compensaties gevraagd voor Belgische bedrijven die eventueel in onderaanneming zouden kunnen meewerken. Dat heeft geleid naar een officieel lastenboek, en die slag hebben we dan thuis gehaald. Andere Belgische bedrijven waren ook in de running voor dit contract, maar wij haalden de buit binnen op basis van ons businessplan en referenties. Sinds begin dit jaar assembleren we hier die Griffons. In deze fase zorgde dat voor een bijkomende tewerkstelling van 15 mensen, maar dat aantal zal verdubbelen. Het gaat in totaal immers om 406 voertuigen van 11 verschillende types, een bestelling die tegen eind 2030 moet afgewerkt zijn. We bestempelen die nieuwe activiteit in defensie nu als een vijfde businessunit binnen de hele groep. Hoewel, helemaal nieuw is het nu ook weer niet. In het verleden hebben we nog opdrachten afgewerkt voor de rijkswacht, onder meer voertuigen met waterkanonnen. De opstart van onze nieuwe businessunit vergde een investeringsenveloppe van 7 miljoen euro.”
Vlaamse bedrijven krijgen wel eens het verwijt dat ze nog altijd te veel rond de eigen kerktoren bezig zijn. Is die boodschap aan jullie besteed?
Alexander Desplentere: “Het grootste deel van ons aanbod aan speciale voertuigen zal je over de hele wereld vinden, en dat doen we in samenwerking met lokale partnerbedrijven. Ons succes is te danken aan een combinatie van toegevoegde waarde en maatwerk. Wat de vuilniswagens betreft is de actieradius eerder beperkt tot België en de buurlanden.”
Lieven Neuville: “Klanten in het buitenland vinden we via beurzen maar ook via eigen prospectie. En dan is er ook een wet die zegt: eens je ergens binnen bent in een land, weet men Staden wel te vinden.”
We willen zelf bouwen, ontwikkeling en productie moeten onder één koepel gebeuren én we willen toegevoegde waarde realiseren met voertuigen in nichemarkten.
Lieven Neuville
Nu we het over de wereldkaart hebben. Er wordt gezegd dat ondernemers daar moeten produceren waar het hen het best uitkomt en waar de omgevingsfactoren het aantrekkelijkst zijn. Is dat een afweging die jullie al gemaakt hebben?
Lieven Neuville: “Neen. Wij hanteren in Staden een basisfilosofie waar we ons goed bij voelen, gebaseerd op 3 principes. We willen vooral zelf bouwen, ontwikkeling en productie moeten onder één koepel gebeuren én we willen toegevoegde waarde realiseren met voertuigen in nichemarkten. We bedanken dus voor massaproducten. Bij dat alles spelen de loonkosten dan minder. Wij werken hier met 320 mensen en hebben ontzettend veel technische kennis aan boord, die we elders niet zouden vinden. Die kennis is cruciaal.”
Bram Callewaert: “Met die technische kennis kunnen we het grootste deel van onze ontwerpen in eigen huis uitvoeren. Naast de 320 mensen die in Staden actief zijn, draaien en frezen in ons filiaal ITK in Kachtem nog eens 80 mensen onderdelen tot op een nauwkeurigheid die overeenkomt met de dikte van een mensenhaar. Echt vakmanschap. Je kan dus gerust zeggen dat we momenteel produceren waar het ons het beste uitkomt.”
Verontrust het jullie dat de STEM-opleidingen in onze regio teruglopen in plaats van te groeien, zoals het de bedoeling was van de overheid?
Lieven Neuville: “Toegegeven, we ondervinden dat ook aan de lijve. Tot voor kort kwamen afgestudeerden van de technische scholen spontaan aankloppen voor een job. Nu is dat een stuk minder. We hebben de indruk dat vaklui vaker verder studeren om finaal eerder te belanden in een studiebureau bijvoorbeeld.”
Een laatste vraag over hét hot topic in de wereld van de mobiliteit: elektrificatie. Hoe ver staan jullie op dat vlak?
Lieven Neuville: “Wij laten in deze fase nog zoveel mogelijk de keuze tussen thermisch en elektrisch. Of ooit alles elektrisch wordt? De toekomst zal het uitwijzen, maar de e-opmars zal zich ongetwijfeld nog verder doorzetten. In deze fase zitten we mijns inziens nog altijd in de leercurve. We verwerven nieuwe inzichten en sturen bij waar we kunnen. Het is een feit dat e-voertuigen een resem voordelen combineren: maximale koppel, flexibele snelheid, autonomie.”
Alexander Desplentere: “En niet te vergeten: zero-emissie en beduidend minder trillingen en lawaai.”
 
  
  Alexander Desplentere, Lieven Neuville en Bram Callewaert
houden altijd de blik wijd open voor nieuwe opportuniteiten in het brede speelveld van gemotoriseerde speciale voertuigen. “Tanks daarentegen liggen niet meteen in de lijn van onze competentie. Dat laten we liever over aan de grote spelers uit Duitsland en Frankrijk. We hebben zo al werk genoeg”, vertellen ze.
 
                 
     
     
     
                   
                   
                  



