Het aangekondigde banenverlies bij BASF Antwerpen legt een pijnlijke Vlaamse paradox bloot: we hebben tal van industriële sterktes, maar slagen er niet langer in die te verzilveren. Zo wordt een van onze productiefste sectoren in zijn voortbestaan bedreigd.
De Europese energie-intensieve industrie staat voor een ingrijpende consolidatie. De signalen zijn er al langer. TotalEnergies sluit een stoomkraker in Antwerpen, ExxonMobil schrapt jobs en nu kondigt BASF het verlies van 600 banen tegen 2028 aan. De chemiesector bloedt, en niemand mag verbaasd zijn. Met een capaciteitsbezetting van amper 70 procent bevindt de Europese chemie zich op haar laagste niveau in een halve eeuw.
De oorzaken zijn bekend: torenhoge energieprijzen sinds de oorlog in Oekraïne, een wereldwijd overaanbod aangejaagd door de Chinese expansie, verstikkende Europese regeldruk en een vergunningsknoop die innovatie vertraagt. Voeg daar de stijgende kosten van het klimaatbeleid aan toe en het wordt duidelijk waarom internationale bedrijven hun Europese activiteiten herbekijken.
Die hertekening komt op een cruciaal moment. De Europese klimaatambities vragen miljardeninvesteringen in decarbonisering, projecten die vaak nog niet rendabel zijn. Bedrijven zullen ze dus alleen realiseren op hun meest strategische sites. Wie die investeringen weet aan te trekken, verankert zijn energie-intensieve industrie voor decennia. Wie uit de boot valt, riskeert het tegenovergestelde: een geleidelijke afbouw van zijn industriële ruggengraat.
In theorie beschikt Vlaanderen over cruciale troeven om zich te bestendigen als dé chemiehub voor Europa.
Onze industriële dichtheid is uniek. Vlaanderen telt uitzonderlijk veel energie-intensieve bedrijven op een kleine oppervlakte. Onze economie is meer dan twee keer zo energie-intensief als die van de buurlanden. Omdat veel van die bedrijven in elkaars waardeketen zitten, ontstaat een krachtig clustereffect tussen grote ondernemingen en Vlaamse KMO’s. Dat netwerk biedt ook bij decarbonisatie-investeringen een belangrijk voordeel: schaal en samenwerking maken zulke projecten sneller rendabel.
Onze energie-intensieve clusters liggen ook in diepzeehavens, een uitgesproken strategisch voordeel. De nabijheid van wereldwijde logistieke routes en de aansluiting op internationale energiestromen geven Vlaanderen een voorsprong op meer perifeer of inlands gelegen industrieclusters.
Onze energie-intensieve sectoren behoren ook tot de productiefste van Europa. De arbeidsproductiviteit ligt in de Vlaamse chemie tot 47 procent hoger dan in Duitsland. Dat toont hoe efficiënt onze industrie is georganiseerd. Als die motor sputtert, dreigt de productiviteitsgroei van de hele Vlaamse economie verder te verzwakken.
Toch slaagt Vlaanderen er voorlopig niet in die troeven om te zetten in groei. Integendeel, de evolutie van de toegevoegde waarde toont dat de energie-intensieve sectoren in ons land meer terugvallen dan in onze buurlanden. Tussen 2015 en 2023 viel de chemie terug met 20 procent, tegenover 10 procent in de buurlanden. Ook voor de andere energie-intensieve sectoren zien we dat beeld.
Onze troeven worden tenietgedaan door onze structurele handicaps. Dat onze loonkosten te hoog liggen, is bekend. Maar het gaat ook en vooral om onze energiekosten. Onze energieprijzen liggen gemiddeld 12 procent hoger dan in onze buurlanden, blijkt uit een studie van Febeliec. De transmissienettarieven verdubbelden begin dit jaar voor industriële gebruikers. Op een moment dat elektrificatie het doel is, schiet je met die energiehandicap jezelf in de voet. Het verlagen van deze transmissienettarieven is daarom een no-brainer waar de federale regering zo snel mogelijk werk van moet maken.
We leven tot slot ook in een nieuwe Europese staatssteunrealiteit. Waar vroeger staatssteun strikt gelimiteerd was om het level playing field van de interne markt te bewaken, laat Europa nu toe dat een nationale lidstaat de industrie fors ondersteunt. Voor een regio als Vlaanderen is dit een nefaste evolutie, maar we moeten ons er wel rekenschap van geven. Vlaanderen zou met een budget van 300 miljoen euro per jaar gedurende de komende 15 jaar voor onze bedrijven wel een level playing field kunnen creëren. Het is een cruciaal element om de verankering van de industrie in Vlaanderen te bewerkstelligen.





