De laatste jaren is er al heel wat gesleuteld, niet enkel aan de pensioenleeftijd, maar ook aan de wijze van berekening van ons wettelijk pensioen. Hieronder schetsen we de krachtlijnen van de wijzigingen voor pensioenen die ingaan vanaf 2019.
Bij de berekening van het pensioen blijven nog steeds dezelfde 3 factoren een rol spelen:
Bedrag rustpensioen = geherwaardeerd loon per loopbaanjaar x 1/45 x 60% indien alleenstaande of 75% indien gezinspensioen
Het is ook nog steeds zo dat een volledig pensioen 45 loopbaanjaren telt.
Dit zijn de krachtlijnen van de wijzigingen voor pensioenen die ingaan vanaf 2019:
- Sommige inactiviteitsperioden na 2016 zullen minder pensioen opleveren als men een volledige loopbaan bereikt hebt (een volledige globale beroepsloopbaan = 14 040 voltijdse dagequivalenten).
Dit heeft een impact op sommige perioden werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), perioden van pseudo-brugpensioen en perioden van volledige werkloosheid. De pensioenberekening voor inactieve periodes van tijdelijke werkloosheid, ziekte, invaliditeit, tijdskrediet, loopbaanonderbreking, landingsbanen, arbeidsongevallen en beroepsziekten verandert niet
- Al de gewerkte dagen tellen mee voor de pensioenberekening, ook de gewerkte dagen na het bereiken van de volledige globale beroepsloopbaan van 14 040 voltijdse dagequivalenten. De dagen van inactiviteit na de 14 040e dag worden wel niet meer in aanmerking genomen voor de pensioenberekening.
- Werknemers in SWT kunnen, indien ze voldoen aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden, met pensioen gaan vóór de wettelijke leeftijd.
Maar welke loopbaanjaren tellen nu vanaf 2019 mee voor de berekening van het pensioen? En is het altijd zo dat, als men langer werkt, men ook meer pensioen opbouwt ?
Voor pensioenen die ingaan vanaf 01/01/2019 maakt men een onderscheid tussen de gewerkte of gelijkgestelde perioden tot 14.040 voltijdse dagequivalenten (= 45 jaar x 312 dagen per jaar) en de jaren nadien:
- Tot 14.040 voltijdse dagequivalenten (45 loopbaanjaren) worden alle effectief gepresteerde en gelijkgestelde jaren in aanmerking genomen
- Indien men meer gewerkt heeft dan 14.040 voltijdse dagequivalenten (45 loopbaanjaren), dan worden deze wel nog in aanmerking genomen, maar enkel de effectief gepresteerde perioden tellen mee. Ook het jaar waarin het pensioen ingaat, telt nog mee in de berekening van de pensioenrechten.
Dit is een belangrijk verschil, in vergelijking met de reglementering voor de pensioenen die ingingen tussen 01/01/2015 en 01/01/2019, waarbij max. 14.040 voltijdse dagequivalenten werden meegeteld, maar niet enkel de gepresteerde maar ook de gelijkgestelde jaren. Indien men meer dan 14.040 voltijdse dagequivalenten kon bewijzen, werden de meest voordelige jaren meegeteld.
De gelijkstelling van sommige perioden van inactiviteit is ook minder voordelig. Dit blijkt duidelijker aan de hand van een voorbeeldje. Stel een werknemer (m) van 60 jaar met 42 jaren loopbaan is in SWT gegaan in 2018.
In de huidige regeling (van toepassing pensioenen die ingingen vóór 2019), zal men max. 45 jaren kunnen meenemen voor de berekening van het pensioen, waarbij het niet enkel gaat over effectief gepresteerde, maar ook over gelijkgestelde jaren. De werknemer in dit voorbeeld zal met wettelijk rustpensioen gaan op de leeftijd van 65 jaar en zal op dat moment 47 loopbaanjaren kunnen bewijzen. Er zullen max. 45 loopbaanjaren in rekening gebracht worden, maar de 3 jaren gedurende dewelke hij met SWT was, heeft de werknemer verder pensioenrechten opgebouwd en zijn gelijkgesteld met effectief gepresteerde jaren op basis van zijn normaal fictief loon (werkelijk verdiend loon vóór zijn SWT).
Bij de reglementering die van toepassing is vanaf 01/01/2019 kunnen enkel de effectief gepresteerde periodes na het bereiken van 45 loopbaanjaren mee genomen worden voor de berekening van het pensioen. Er is wel een gelijkstelling voor de periodes van SWT tot aan het bereiken van 45 loopbaanjaren, maar deze jaren worden maar gelijkgesteld op basis van een beperkt fictief loon (voor het jaar 2018: € 24 247).
Deze wijziging in de manier waarop SWT wordt gelijkgesteld voor de berekening van het pensioen geldt voor SWT’ers vanaf 01.01.2017 en grijpt dus ook in op SWT’s die reeds lopende zijn.
Er gelden echter een aantal uitzonderingen:
- SWT reeds gestart vóór 1 januari 2017
- Ontslag m.o.o. SWT vóór 20/10/2016
- SWT bedrijf in moeilijkheden of herstructurering
- SWT zwaar beroep
- SWT mindervalide werknemers
Een werknemer met SWT kan er nu ook voor opteren om met vervroegd pensioen te gaan.
De regels omtrent het vervroegd pensioen werden al enkele jaren verstrengd. Als uitzondering op de algemene regel kan een werknemer ervoor kiezen om het pensioen te laten ingaan ten vroegste de eerste dag van de maand volgend op deze tijdens welke hij de leeftijd van 63 jaar bereikt.
Vroeger bestond deze mogelijkheid niet voor werknemers in SWT: zij moesten het rustpensioen steeds laten ingaan de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de wettelijk pensioenleeftijd.
Voor pensioenen die ten vroegste 1 januari 2019 ingaan, bestaat deze mogelijkheid nu ook voor werknemers in SWT, onder volgende voorwaarden:
2019 | 63 jaar | 42 jaar |
Uitzondering voor lange loopbanen 60 jaar, bij loopbaan van 44 jaar |