Als eerste in deze interviewreeks met de West-Vlaamse gedeputeerden, houdt baron Jean de Bethune (CD&V) een warm pleidooi voor de provincie als bestuursniveau. Hij is gedeputeerde voor beleidsdomeinen als streekontwikkeling, beleidsondersteunende dataverzameling, algemene financiering, ondersteuning van het hoger onderwijs, woonbeleid, externe relaties en het Noord-Zuid-beleid. Last but not least valt ook het economische luik onder zijn bevoegdheid en is hij voorzitter van de POM West-Vlaanderen.
Wat maakt provincies als bestuursniveau anno 2023 absoluut relevant?
“We mogen relevantie niet verwarren met visibiliteit. De sterkte van de provincie ligt hoofdzakelijk in een discrete aanpak van dossiers: op dit bestuursniveau maken we veel mogelijk vanuit de luwte. Voor de uitvoering van bepaalde realisaties zijn bepaalde tussenstappen essentieel, alleen hoeven die tussenstappen niet per se in de schijnwerpers te staan. Kijk, het federale niveau kan onmogelijk een volledig correcte inschatting maken van alle uitdagingen die lokaal een heet hangijzer zijn. In principe zouden de steden en gemeentes dat kunnen aankaarten, maar de sprong van dat niveau naar het parlement is vaak te groot, ook omdat iedere aparte lokale entiteit een te kleine groep mensen vertegenwoordigt. Als je wil meespelen binnen een ruimere context, moet je vandaag minimum een miljoen mensen vertegenwoordigen. Dan kom je automatisch bij de schaalgrootte van een provincie uit. Als er voldoende interbestuurlijke loyaliteit is, is de provincie zelfs een van de meest interessante bestuursniveaus.”
Hoe staat u tegenover de regiovorming, die recent door de Vlaamse Regering is goedgekeurd?
“Eigenlijk katapulteert die aanpak ons terug naar het verleden. In de provincie zijn we al sinds de jaren 70 bezig met het definiëren van subregio’s. De Vlaamse regiovorming is vooral bedoeld om te komen tot nieuwe gemeentelijke fusies. Misschien is het voor bepaalde andere provincies een pluspunt, maar zeker niet voor West-Vlaanderen.”
In welke mate ondersteunt de provincie de ruimtelijke behoeften van onze ondernemers?
“Het is vooral onze taak om de juiste randvoorwaarden en omgevingsfactoren te creëren, opdat bedrijven zich voluit op hun (inter)nationale kernactiviteiten kunnen focussen. Eén van onze cruciale taken daar is het creëren van extra ruimte. Eigenlijk is er op jaarbasis telkens 100 hectare extra nodig. Momenteel hebben we, globaal bekeken, puur theoretisch nog 500 hectare realiseerbaar. Daarom zijn we al sinds 2018 aan het bekijken hoe we nog extra ruimte, als ijzeren voorraad, kunnen voorzien. Eén vijfde van die 500 hectare is direct beschikbaar. Nog eens 100 hectare is al aanwezig op bedrijventerreinen, maar ligt nog braak en moet dus nog worden geactiveerd. De intercommunales hebben nog eens circa 200 hectare in de portfolio, alleen staat daar nog geen infrastructuur op. De overige 100 hectare gaat om lopende projecten waartegen bezwaren lopen. Kortom: het is niet realistisch dat we alle 500 hectare ter beschikking zullen kunnen stellen. Bovendien is het ruimtelijk compleet onmogelijk om jaarlijks 100 hectare te blijven voorzien.”
Als er voldoende interbestuurlijke loyaliteit is, is de provincie een van de meest interessante bestuursniveaus.
De beschikbare greenfields raken inderdaad stilaan opgedroogd. Hoe zal de provincie dat in de toekomst aanpakken?
“Een verduurzaming en optimalisering dringen zich op, want we zullen in de toekomst voorzichtiger dan ooit moeten zijn met het aansnijden van vrije ruimte. Daarom hebben we een drieledig plan uitgerold. Ten eerste is een activeringsteam aangesteld om de 100 hectare die nu nog braak liggen, op relatief korte termijn beschikbaar te stellen. Het project Saving Space is het tweede spoor: die studie focuste zich op het beter benutten en optimaal laten renderen van nieuwe bedrijventerreinen, bijvoorbeeld door hoogbouw en collectieve voorzieningen. Daarnaast zijn we volop bezig met de bedrijventerreinen van de toekomst. Dat behelst een verduurzaming van de 350 bestaande regionale bedrijventerreinen. Als we die willen laten vervellen tot groenere entiteiten, is het belangrijk dat daadkrachtige bedrijventerreinverenigingen met ons samenwerken. Dat ecologische aspect is ook in het belang van de ondernemingen zelf: veel (internationale) klanten eisen van hun leveranciers nu al een duurzamere aanpak, waardoor dat dus helemaal aansluit bij de commerciële strategie. Een volwassen partnership tussen ondernemingen en de (provinciale) overheid is essentieel om ook op de exportmarkten onze slagkracht te verhogen.”
Kunt u de transformatie-ambitie staven met een concreet voorbeeld?
“De nieuwe toekomst voor de luchtmachtbasis van Koksijde illustreert dat perfect. Als Defensie de site heeft verlaten, zal de locatie worden getransformeerd tot een locatie voor recreatie, natuur, wonen én innovatie. Zo komen er in het zuidoosten van de site een cluster voor een lokaal bedrijventerrein, een intergemeentelijk recyclagepark en een wetenschapspark, waar ook drones een prominente rol zullen krijgen.”
Hoe kijkt u, als huidig vice-voorzitter en voormalig voorzitter van de Eurometropool, naar de verwezenlijkingen binnen dat partnership?
“West-Vlaanderen is een perifere provincie: we grenzen aan de Noordzee, Noord-Frankrijk, Nederland en Wallonië. Daarom zijn we, veel meer dan andere Vlaamse provincies, aangewezen op grensoverschrijdende samenwerking. De Eurometropool is daar één voorbeeld van, maar als EGTS (Europese groepering voor territoriale samenwerking, nvdr) heeft het geen bevoegdheid en amper budget. Toch fungeert de organisatie als katalysator voor bepaalde grensoverschrijdende belangen. Begin 2022 is daarvoor een memorandum gemaakt met een elftal concrete punten, zoals het ondersteunen van de samenwerking tussen de Kamers van Koophandel, toeristisch-recreatieve fietsmobiliteit, een grensoverschrijdend cultuuratelier voor professionele actoren, et cetera.”
Met de POM en TUA West versterken we de 5 voornaamste kenniswerven binnen onze provincie.
Hoe goed scoort de provincie in het linken van het hoger onderwijs aan het bedrijfsleven?
“De grootste uitdaging ligt erin om jongeren zo vroeg mogelijk te laten kennismaken met technische beroepen. Dat moet starten in het lager en secundair onderwijs, onder meer door het moderniseren van het PTI (Provinciaal Technisch Instituut) en initiatieven zoals TechnoBoost (techniekevenement voor leerlingen van het 5de jaar lager onderwijs). Binnen het hoger onderwijs hebben we met VIVES en Howest 2 topscholen, met daarnaast ook antennes van UGent en KU Leuven, essentieel voor de braingain in West-Vlaanderen.”
Hoe fel speelt het gebrek aan een eigen universiteit ons parten?
“Toen ik tijdens de legislatuur van gouverneur Paul Breyne nog voorzitter van de Provincieraad was, moesten we een keuze maken om dat tekort te compenseren: we konden, net als Limburg, een eigen universiteit (UHasselt) bouwen, maar gingen voor een andere optie. Voor West-Vlaanderen hebben we ervoor gekozen om vooral in te zetten op onderzoeksfaciliteiten die onze industriële speerpuntsectoren ondersteunen. Met de POM en TUA West (Technisch Universitaire Alliantie voor economische transformatie) versterken we de 5 voornaamste kenniswerven binnen onze provincie: Blue Energy, Machinebouw & Mechatronica, Nieuwe Materialen, Voeding en Zorg. We investeren consequent in de creatie van moderne onderzoeksfaciliteiten – de komende 2 jaar trekken we daar nog eens 25 miljoen euro voor uit – en verankeren ook kennisinstellingen in onze regio.”
Welke prioriteit heeft levenslang leren?
“We hebben uitstekende banden met Syntra West en VDAB om volwassenenonderwijs te ondersteunen. Daarnaast is via het project Upskill ruim 10 miljoen euro vrijgemaakt om het didactisch materiaal te moderniseren. De nieuwe campus voor industriële beroepen van Syntra West is voor een groot stuk met provinciegeld betaald. Intussen zijn we volop bezig met het uitrollen van een 12-tal ‘werven’ voor het Westhoek Impulsplan, waarbij ook een nieuw model voor levenslang leren. Cijfers hebben aangetoond dat deze regio minder goed scoort op dat terrein, mede omdat het opleidingsaanbod er niet zo sterk is uitgebouwd. De werven situeren zich op het vlak van woonbeleid, kleinstedelijke ontwikkeling, logistiek, kleinhandel et cetera en ook volwassenenonderwijs. Met dat Impulsplan, waarvoor 32 miljoen euro is uitgetrokken, willen we heel gerichte acties ondernemen om regionale handicaps weg te werken. Qua fysieke ontsluiting is de Westhoek niet optimaal, daarom willen we die bereikbaarheid wel optimaliseren via de digitale snelweg. Door deze regio op de eerste rij te laten staan voor 5G-connectiviteit – de werken voor die voorzieningen starten binnenkort – krijgt ze op dat vlak een belangrijke voorsprong. Die investering alleen al bedraagt 7 miljoen euro en is mede mogelijk gemaakt door federale en Europese steun.”
Tot slot: op welke realisatie bent u het meest fier?
“Het werkingsbudget van de provincie is gelimiteerd en ligt zelfs lager dan dat van pakweg stad Kortrijk. Toch slagen we erin om tijdens een legislatuur van 6 jaar eigenlijk te verwezenlijken waarvoor je anders 7 jaar nodig zou hebben. Dat zevende jaar creëren we door Europese financiering, die ons circa 20% meer mogelijkheden biedt.”