De visie van Voka-hoofdeconoom Bart Van Craeynest
Het onhoudbare begrotingstekort van zo’n 33 miljard suggereert dat er geen ruimte is voor een stevige belastingverlaging. In die context moet elke poging tot fiscale hervorming de contouren van een taxshift krijgen. Een verschuiving van belastingdruk van arbeid naar consumptie is daarbij de meest aangewezen piste.
Minister van Financiën Van Peteghem pakte onlangs uit met zijn plan voor (de eerste fase van) de al lang aangekondigde fiscale hervorming. Concreet wil hij nog deze legislatuur een taxshift van zo’n 6 miljard euro realiseren, waarbij de belastingdruk op werken verlaagd wordt en grotendeels gecompenseerd wordt door hogere belastingen op consumptie en op bedrijven. Partijen als de MR en de PS schoten al cruciale elementen van het plan af, waardoor het lang niet zeker is dat de regering erin slaagt om tot een akkoord te komen. Niettemin zullen allicht alle eventuele pogingen tot een ernstige fiscale hervorming de komende jaren de contouren van dit plan moeten volgen. Het uitgangspunt van de fiscale hervorming is vooral de zware belastingdruk op arbeid. Om één van de meest opvallende voorbeelden te geven: elke euro extra loon die een alleenstaande met een bovengemiddeld loon krijgt, wordt belast aan 68%. Dat is het hoogste niveau onder de industrielanden. In de Scandinavische landen is dat gemiddeld 58%, in de buurlanden 53%.
Die zware belastingdruk op arbeid is schadelijk voor onze economie gezien het werken ontmoedigt. Er is dan ook een brede consensus dat die belastingdruk op arbeid naar beneden moet (ook al is er wel discussie over of dat dan vooral voor de laagste, de gemiddelde of de hogere lonen moet). Het echte probleem ligt evenwel vooral in de financiering. Volgens de jongste ramingen van het Planbureau komen onze overheden in 2023 uit op een begrotingstekort van 33 miljard euro. En zonder ingrepen loopt dat tekort de komende jaren gewoon verder op. Nog volgens een analyse van het Planbureau houdt het nieuwe Europese begrotingskader in dat de Belgische overheden in de volgende legislatuur jaarlijks 4 tot 6 miljard extra zullen moeten vinden. Een budgettaire inspanning van 20 miljard of meer dus over de volgende regeerperiode.
In de context van het aangetaste concurrentievermogen nog extra lasten leggen op kapitaal en ondernemingen is geen goed idee.
Bart Van Craeynest
Ter verduidelijking: de laatste keer dat de Belgische overheid een saneringsinspanning van die grootteorde realiseerde, was in de jaren 80. De kans dat zoiets in het huidige financieel-economische en vooral politieke klimaat nog eens lukt, lijkt zeer beperkt.
Taxshift
Dat impliceert dat er de volgende legislatuur geen geld zal zijn voor een effectieve verlaging van de belastingdruk. De volgende regering zal sowieso echt werk moeten maken van besparingen op de uitgaven en veel meer mensen aan het werk moeten krijgen. En dan nog zal het moeilijk worden om de Europese begrotingsdoelstellingen te halen. Als de volgende regering er nog niet in slaagt om de door Europa verwachte saneringsinspanning waar te maken, zal er ook geen ruimte zijn voor stevige belastingverlagingen. Tegen die achtergrond komt elk plan voor fiscale hervorming uit bij een taxshift.
De vraag is dan natuurlijk naar welke andere bronnen van belastinginkomsten ‘geshift’ kan worden. Dat we in België een zware belastingdruk hebben op arbeid is ondertussen vrijwel algemeen bekend, maar ook de totale belastingdruk op allerlei vormen van kapitaal is in ons land bij de hoogste onder de industrielanden. De belastingdruk op consumptie is daarentegen eerder gemiddeld in België, en duidelijk lager dan in de Scandinavische landen. Tegen die achtergrond is de aangewezen taxshift er één van de arbeid naar consumptie. In de context van het aangetaste concurrentievermogen, onder meer door de sterke loonstijgingen, nog extra lasten leggen op kapitaal en ondernemingen is geen goed idee. Dat zou allicht gepaard gaan met belangrijke economische schade.