Aperam, AGC Glass, BASF, maar ook dichter bij huis Balta, Sioen,…: het lijstje van industriële bedrijven die hun productie geheel of gedeeltelijk stilgelegd hebben, wordt met de dag langer. Volgens een Voka-enquête bij Vlaamse ondernemingen eind augustus vreest 40% van de energieintensieve industriële bedrijven dat ze hun productie zullen moeten terugschroeven of zelfs stilleggen door de hoge energieprijzen. Gezien het belang van de industrie in onze economie is dat een dramatisch vooruitzicht.
Het gewicht van de industrie in de totale economische activiteit is al decennialang aan het afnemen. Begin jaren 70 was de verwerkende nijverheid nog goed voor 30% van de toegevoegde waarde in de Belgische economie. Dat aandeel is ondertussen gehalveerd. Die neerwaartse trend leidde eerder al tot discussies over de vraag of een economie wel een industriële basis nodig heeft. In Europa is het Verenigd Koninkrijk het verst gegaan in de overschakeling naar een diensteneconomie. De verwerkende nijverheid is er vandaag minder dan 10% van de economische activiteit. Die transitie is niet meteen een grandioos succes gebleken.
Ondanks het relatief beperkte gewicht blijft de industrie een cruciale sector voor onze economie. Zo is die goed voor de helft van de bedrijfsuitgaven voor onderzoek en ontwikkeling, wat uiteraard belangrijk is in een economie waarbij succes meer en meer afhangt van innovatie. Daarnaast staat de verwerkende nijverheid ook in voor meer dan de helft van onze export. Bovendien zijn bedrijven die deelnemen aan internationale handel gemiddeld productiever dan bedrijven die enkel gericht zijn op de binnenlandse markt. Dat weerspiegelt zich ook in de verwerkende nijverheid, die gemiddeld 40% productiever is dan de rest van de economie. De sector is dus ook een motor voor onze productiviteit, de echte sleutel van onze welvaart. Naast de directe impact van de sector is er trouwens ook een heel ecosysteem van dienstverlenende bedrijven en toeleveranciers aan gekoppeld.
De afname van het gewicht van de industrie in onze economie was de jongste 10 jaar gestopt. Er is een reëel risico dat deze crisis die trend terug opstart. De hele Europese industrie wordt immers geconfronteerd met een belangrijke energiehandicap tegenover de rest van de wereld. België doet daar nog een serieuze loonhandicap bovenop. Die handicaps komen bovenop andere zoals de krapte op de arbeidsmarkt, het gebrek aan flexibiliteit, de fiscaliteit, de regelgeving… In deze crisis dreigen vooral industriële bedrijven in moeilijkheden te raken. Als die zouden vertrekken, dan komen die ook na de crisis niet meer terug.
De energiecrisis en de oorlog in Oekraïne hebben ook gevolgen voor de export vanuit Vlaanderen. Vlaanderen wordt op basis van de nu beschikbare cijfers geconfronteerd met een negatieve handelsbalans, we importeren meer dan we exporteren. Dat is voor het eerst sinds meer dan 10 jaar. De negatieve handelsbalans moet een duidelijk teken aan de wand zijn voor beleidsmakers. De verminderde concurrentiekracht kan in de toekomst slachtoffers maken. In absolute cijfers stijgt de export wel, wat vooral te maken heeft met de doorvoer van energie en de gestegen prijzen.
Vlaanderen leeft van internationale handel, een op de drie jobs is eraan gelinkt. We hebben er alle baat bij om maatregelen te nemen die de concurrentiekracht van onze ondernemingen stutten. Deze crisis zet de wereld zoals we die kennen op zijn kop. De covidcrisis verstoorde sterk de internationale goederenstromen. Tot op vandaag is de handel met China niet hersteld en is er nog een aanzienlijke daling van het exportvolume naar China.
De huidige energiecrisis voegt daar een verlies aan concurrentiekracht aan toe. Productiebedrijven kunnen moeilijk opboksen tegen concurrenten uit andere continenten waar de energieprijzen niet zo fel gestegen zijn als hier. Wanneer Europese productie-eenheden worden stilgelegd, is het maar de vraag of de klanten bij de heropstart ook zullen terugkomen.
Terwijl vele ondernemers de bres in de dijk elke dag groter zien worden, koos de Vlaamse regering ervoor om… te wachten met concrete maatregelen tot de Septemberverklaring eind deze maand. En Vivaldi… Vivaldi kijkt volgend jaar aan tegen een begrotingstekort van 31,5 miljard euro, of 5,44 procent van het bbp. Het ziet dan ook geen andere uitweg dan zich vast te klampen aan Europa en prijsplafonds waarvan niemand de impact echt kan inschatten. Vivaldi en het Europese project, ze hebben één ding gemeen: ze beleven het zoveelste moment van de waarheid en geloofwaardigheid. Zoals eerder gezegd, moet Europa versneld werk maken van haar vernieuwde strategie om in strategische sectoren op eigen benen te staan. En Vivaldi moet dit land de drastische hervormingen gunnen die het verdient. De klok tikt. Het aftellen is begonnen.