De milieuwetgeving wijzigt regelmatig. Daarom is het voor bedrijfsleiders van een kmo niet vanzelfsprekend om een weg te vinden in het labyrint van de milieuwetgeving.
Tekst: Bart Gille en Pieter Grauls, Sertius
Waterval aan wetgeving
De opeenvolgende staatshervormingen in België zorgden voor een belangrijke impuls in de ontwikkeling van nieuwe milieuwetgeving. Door altijd meer leefmilieubevoegdheden toe te kennen aan de gewesten, konden die hun eigen leefmilieubeleid ontwikkelen. Daarvan heeft het Vlaamse Gewest gretig gebruik gemaakt door bijvoorbeeld begin jaren negentig een vooruitstrevend milieuvergunningensysteem te implementeren. Die zogenaamde ‘Vlarem-milieuvergunning’ incorporeerde de belangrijkste vergunningen (exploitatievergunning, lozingsvergunning, afvalvergunning, grondwatervergunning…) in één milieuvergunning, die gekoppeld werd aan de stedenbouwkundige vergunning. Er werd bewust geen integratie doorgevoerd van stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning, omdat men ervan uitging dat milieuhygiëne en ruimtelijke ordening wel raakvlakken vertoonden, maar toch fundamenteel verschillend waren.
"Bedrijven worden aangemoedigd om daadwerkelijk werk te maken van een circulaire economie."
Recent werd die visie opgegeven. Nu zijn de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning toch geïntegreerd in de omgevingsvergunning. Daarnaast werd het aanvragen van omgevingsvergunningen gedigitaliseerd en is er een fundamentele reorganisatie van de bevoegde administraties aan de gang.
Ook op het vlak van lozing van bedrijfsafvalwater werd er een heel traject afgelegd. Waar eerst de exploitant de vrije keuze had om zijn bedrijfsafvalwater in een riool of op oppervlaktewater te lozen, worden bedrijven vandaag aangemoedigd om hun afvalwater zelf te zuiveren en te lozen op oppervlaktewater. Niet alleen de normering van de lozingsparameters, maar ook afvalwaterheffingen en een systeem van bijdragen en vergoedingen steunen dat.
Wat het beheer van afvalstoffen betreft, lag via het eerste Vlaamse afvalstoffendecreet (juli 1981) het accent vooral op een adequate verwerking van afvalstoffen. Het huidige materialendecreet verschuift het accent volledig naar preventie van afvalstoffen en een optimale aanwending van materialen en grondstoffen. Bedrijven worden aangemoedigd om daadwerkelijk werk te maken van een circulaire economie.
De meeste milieutechnische verplichtingen voor bedrijven zijn nog altijd terug te vinden in het Vlarem II-besluit. Dat besluit werd sinds het in werking trad in 1995 ontelbare keren gewijzigd. Dat was dikwijls een gevolg van nieuwe inzichten op technisch vlak of door nieuwe Europese milieuwetgeving. Er zijn veel voorbeelden van ingrijpende wijzigingen van de Vlarem-wetgeving die het gevolg zijn van veranderingen in de Europese wetgeving. Zo zijn er bijvoorbeeld de CLPverordening en de Richtlijn Industriële Emissies. De CLP-verordening heeft heel het regelgevend kader rond gevaarlijke stoffen gewijzigd. De Richtlijn Industriële Emissies heeft ertoe geleid dat heel wat bedrijven moeten voldoen aan bijkomende verplichtingen.
"Op de hoogte zijn en blijven van de wijzigende milieuwetgeving blijft een grote uitdaging voor elke exploitant in Vlaanderen."
Met betrekking tot bedrijfsinterne milieuzorg voerde Vlaanderen in 1996 al de functie van de milieucoördinator in. De milieucoördinator, die zowel intern als extern kan aangesteld worden, heeft als belangrijkste taak erop toe te zien dat de milieuwetgeving in een bedrijf wordt nageleefd en rapporteert daarover aan de exploitant.
In de jaren negentig trad in Vlaanderen ook een bodemsaneringsdecreet in werking met een accent op inventarisatie, onderzoek en sanering van verontreinigde gronden. Intussen werd dat eerste decreet opgeheven en vervangen door een decreet van 27 oktober 2006 over bodemsanering en bodembescherming. In dat nieuwe decreet zitten nieuwe accenten, bijvoorbeeld met betrekking tot waterbodems die een impact kunnen hebben op het bedrijfsleven.
Ook de wetgeving over natuurbehoud en natuurontwikkeling is een steeds belangrijkere rol gaan spelen en heeft meer impact op het bedrijfsleven. De ontwikkeling van een bebost industrieterrein, ook al is het volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan in industriegebied gelegen, is vandaag geen evidentie meer en gaat gepaard met heel wat verplichtingen.
Praktische vaststellingen en reflecties
Wanneer we het over industriële milieuzorg hebben, is het belangrijk om te weten dat verschillende milieuaspecten en/of aspecten van ruimtelijke ordening in meer of mindere mate een invloed kunnen hebben op elkaar. Als een bedrijf bijvoorbeeld een magazijn wil bouwen, dan heeft dat ook een invloed op de waterhuishouding van het terrein, houdt dat een vegetatiewijziging in enzovoort. De wetgever heeft ervoor gekozen om al die aspecten ook vergunningstechnisch aan elkaar te linken via één allesomvattende omgevingsvergunning. Daardoor moet de initiatiefnemer in een veel vroegere fase zijn project al tot in detail kunnen beschrijven. Dat betekent ook dat heel wat partijen gelijktijdig hun studiewerk moeten uitvoeren om finaal alle elementen samen via één aanvraagdossier te kunnen indienen. Dat is een grotere uitdaging dan vroeger toen men meer gefaseerd kon werken.
De wetgever organiseert ook een omgevingsvergunningenloket als instrument om de vergunningsaanvragen in te dienen. Maar hoewel de wetgever daarmee een concreet instrument voor vergunningsaanvragen ter beschikking stelt, houdt die manier van werken in de praktijk jammer genoeg ook nadelen in. Het spreekt voor zich dat een vergunningsaanvraag voor een particuliere woning niet even complex is als een aanvraag voor een industriële site. Maar toch moeten beide dossiers via hetzelfde instrument aangevraagd worden. Daardoor wordt het aanvragen van vergunningen voor eenvoudige dossiers heel complex. En ook voor complexere dossiers is het een hele klus geworden omdat een systeem moet worden gevolgd dat soms te beperkt is voor die grotere projecten.
De overheid heeft al een tijdje de kaart getrokken van digitalisering van de milieurapporteringen. Enkele voorbeelden waarbij dat goed werkt zijn de aangifte in het kader van de waterheffingen en de rapportering via het integraal milieujaarverslag (IMJV). De digitale platforms voor die rapporteringen hebben de eerste jaren na hun lancering wel een aantal kinderziektes gekend (soms tot frustratie van de gebruiker), maar zijn ondertussen ontwikkeld tot vrij gebruiksvriendelijke systemen die bijdragen tot het beperken van de papierberg.
Op de hoogte zijn en blijven van de wijzigende milieuwetgeving blijft een grote uitdaging voor elke exploitant in Vlaanderen. In een bedrijf dat een milieucoördinator moet aanstellen, moet die laatste de bedrijfsleider adviseren en erop toezien dat het bedrijf de milieuwetgeving correct implementeert en naleeft. Ook voor de milieucoördinator is het een niet te onderschatten klus om steeds up-to-date te zijn. Het is daarom niet alleen noodzakelijk om bijscholingen te volgen, het is ook een wettelijke verplichting.
Conclusies
De milieuwetgeving en de wetgeving rond ruimtelijke ordening hebben vooral de laatste twee decennia een exponentiële groei gekend en de complexiteit ervan is toegenomen.
De overheid is zich daarvan bewust en neemt initiatieven voor een administratieve vereenvoudiging. Maar dat is in de praktijk niet altijd merkbaar en bovendien leidt elk nieuw initiatief om te dereguleren tot regulering. Voor een kmo zijn de opeenvolgende wetswijzigingen vaak een gesel en bron van frustratie. Een kmo is vandaag bijna verplicht om zich te laten adviseren door externe experten om conform de wetgeving te zijn.
Het goed kunnen ‘managen’ van de milieuaspecten van een onderneming blijkt voor veel bedrijfsleiders een steeds moeilijkere klus te worden, waarvoor meer en diepgaandere aandacht nodig is. Voldoende kennis van de relevante wetgeving en de verschillende technische en administratieve verplichtingen, is dan ook noodzakelijk.
Meer info
Voka organiseert een opleiding 'Milieuwetgeving voor de KMO'.
Die vindt plaats op 23/11 in Vilvoorde en 30/11 in Leuven.
Alle info op www.voka.be/activiteiten.
Dit artikel verscheen in het magazine Ondernemers, editie september 2018.