Een volgende regering moet het gebrek aan fiscale rechtszekerheid in ons land structureel aanpakken. Voor vele ondernemingen is het borgen daarvan immers dé belangrijkste fiscale prioriteit. Dit vergt aanpassingen in de manier waarop fiscale wetgeving tot stand komt en wordt gehandhaafd.
Het gebrek aan fiscale rechtszekerheid is niet alleen een issue bij vergunningen en milieunormen. Het geldt ook op het fiscale domein. Uit de tweejaarlijkse Tax Complexity Index blijkt bijvoorbeeld dat het belastingkader waarin ondernemingen in ons land moeten opereren zeer complex en onzeker is. Meer in het bijzonder blijkt dat vooral op het vlak van de totstandkoming van fiscale regelgeving en de uitvoering van fiscale audits (controles) andere West-Europese landen beter scoren.
Getuigenissen
Die cijfers liggen in lijn met getuigenissen van diverse aard die we de voorbije jaren bij ondernemers opvingen. Zo hadden nogal wat ondernemingen met een nochtans door de FOD Wetenschapsbeleid gevalideerd O&O-programma achteraf te kampen met stugge fiscale controles. Die resulteerden in oeverloze discussies over bijvoorbeeld de “volledigheid” van de programma-aanmelding. We werden zelfs geconfronteerd met een wetgever die bewust onzekerheid creëert in het nieuwe regime voor auteursrechten. Is het dan ook toeval dat we de jongste jaren een aanzienlijke stijging waarnemen van het aantal bezwaarschriften inzake vennootschapsbelasting en bedrijfsvoorheffing?
Onzekerheid
Ondernemen is sowieso risicovol. De overheid voegt daar dan ook best geen extra laagje onzekerheid aan toe. Een substantieel belastingdispuut jarenlang meeslepen in de jaarrekening veroorzaakt twijfel en onrust bij alle betrokkenen. En dat kan het verschil maken tussen al dan niet investeren en dus al dan niet welvaart en jobs creëren.
Oplossingen
Hoe de fiscale rechtszekerheid verhogen is dus een belangrijke vraag. Er is uiteraard niet één maatregel die dit complexe probleem kan oplossen. Het vergt substantiële aanpassingen in verschillende beleidsprocessen.
Te beginnen met het legistieke proces. De wijze waarop fiscale wetgeving in ons land tot stand komt kan bondig omschreven worden als “begrotingsfiscaliteit”. Meestal worden nieuwe fiscale maatregelen uit de pols getoverd net voor de State of the Union. Veelal zonder voorafgaande raadpleging van expertise bij de belastingplichtigen zelf. Met een sterke focus ook op de verhoopte budgettaire impact, maar dan wel berekend in een statische context. Dus zonder er rekening mee te houden dat belastingplichtigen hun gedrag in reactie op de fiscale wijziging kunnen wijzigen.
We pleiten in de plaats daarvan voor meer systematiek en pro-activiteit in de totstandkoming van fiscale wetgeving. Beoordeel zoals in Nederland bijvoorbeeld al in het voorjaar of aanpassingen aan fiscale regelgeving – bijvoorbeeld door Europa geïnitieerd – uitvoerbaar zijn. En niet alleen voor de fiscale administratie zelf, maar ook voor de ondernemingen die met de veranderingen te maken krijgen. Bekijk daarbij ook de verwachte economische impact. Het is heel goed mogelijk dat dan nog aanpassingen nodig zijn. Maar dat is niet erg als daardoor reparatiewetgeving achteraf kan vermeden worden.
Vaak ontbreken ook de nodige omzendbrieven ter begeleiding van nieuwe regelgeving. Zo is de voor “onmiddellijk” aangekondigde circulaire over het nieuwe stelsel voor auteursrechten er nog niet. Ook over de ingrijpende hervorming van de aanslag- en onderzoekstermijnen is na meer dan een jaar nog geen omzendbrief. Voka vraagt dat circulaires samen met de wetgeving worden opgemaakt, in afstemming met de belastingplichtigen. Want soms worden ook onmogelijk te realiseren voorwaarden gesteld. Zoals in het antwoord op een parlementaire vraag in verband met de terugbetaling van elektriciteit voor bedrijfswagens op basis van de werkelijke kostprijs.
Uiteraard zijn fiscale controles noodzakelijk om een level playing field te realiseren tussen ondernemingen onderling. Ondernemingen concurreren met elkaar en willen dan ook op dezelfde manier gecontroleerd worden. Als volgens het Rekenhof in bepaalde regio’s veel minder gecontroleerd wordt dan in andere, stelt zich dus al een probleem van level playing field. Maar het gaat verder dan dat. Fiscale controles moeten ook in alle gevallen correct en klantvriendelijk verlopen. Wettelijk opgelegde termijnen van beantwoording van vragen om inlichtingen moeten steeds worden gerespecteerd. Er zijn organisatorische aanpassingen nodig om willekeurige aanslagen te vermijden. En fiscale ambtenaren moeten ook weer rechtstreeks telefonisch of digitaal bereikbaar worden. Rechtstreeks met elkaar praten komt het onderling vertrouwen immers ten goede.
Procesmatig moet ook gewerkt worden aan de terugdringing van te langlopende gerechtelijke procedures. Recent werd bekend dat het bij het Brusselse hof van beroep tot 2034 kan duren vóór een zaak die men nu aanhangig maakt, behandeld wordt. Dergelijke lange termijnen zijn een aanfluiting van de rechtsstaat omdat ze belastingplichtigen de facto doen afzien van rechtsbescherming. In de rechtsleer werd recent voorgesteld te overwegen het Hof van Cassatie eerder in de procedure te schakelen door haar ook de mogelijkheid te geven om via prejudiciële arresten een uitspraak te doen omtrent de interpretatie van fiscale regels. Zoals dat vandaag al kan bij de interpretatie van de mededingingswet. Vandaag bestaat immers tot de dag dat het Hof van Cassatie een duidelijk arrest velt – vaak jaren na invoering van een regel – rechtsonzekerheid waar niemand bij gebaat is. Ook een te overwegen piste.
Kortom, de versterking van de fiscale rechtszekerheid zal in de volgende legislatuur een speerpunt van beleid moeten worden. Alle mogelijke oplossingsrichtingen hebben het voordeel dat ze de overheid geen extra middelen kosten, maar tegelijk wel inspelen op heel belangrijke bekommernissen bij ondernemingen.
Meer Voka-standpunten ontdekken over fiscaliteit en efficiënte overheid? Lees ze hier.