Door het stikstofdossier stevenden we sinds 25 februari 2021 af op een de facto vergunningsstop, met alle nefaste economische gevolgen van dien. Dankzij een Ministeriële Instructie is dat gevaar voorlopig geweken. Maar ten laatste eind dit jaar moet er echt een definitieve oplossing zijn, anders zetten we alsnog investeringen en broodnodige groei op de helling.
Om de stikstofuitstoot onder controle te houden, werkte Vlaanderen al enkele jaren met zogenaamde significantiedrempels voor ammoniak en stikstofoxiden. Maar eind februari kwam die aanpak op losse schroeven te staan. Enkele milieuorganisaties, die de vergunningsaanvraag aangevochten van een pluimveestal in Kortessem, haalden toen hun slag thuis: de Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde dat het louter verwijzen naar de drempelwaarden niet volstond.
Gevolg? Heel wat onduidelijkheid. Studiebureaus wisten niet meer hoe ze een dossier met een stikstofuitstoot correct moesten indienen. De bevoegde adviesinstanties begonnen zeer terughoudend te adviseren bij gebrek aan instructies. En zo werden tal van geplande investeringsprojecten geconfronteerd met het vooruitzicht van een de facto vergunningsstop. Het gaat daarbij om investeringsprojecten in de industrie, in de bouw en infrastructuur, de energiesector en de agro-industrie. De situatie was niet werkbaar voor ondernemingen en dreigde compleet onhoudbaar te worden.
In deze tijden van economische relance moeten we er net alles aan doen om investeringen aan te trekken en te laten doorgaan
Frank Beckx
Gelukkig is er de voorbije dagen een – voorlopige – oplossing gekomen. Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir heeft haar administratie op 2 mei via een Ministeriële Instructie duidelijke richtlijnen gegeven over hoe de komende maanden om te gaan met vergunningsaanvragen met een stikstofuitstoot. Deze richtlijnen zijn onmiddellijk van toepassing in alle lopende vergunningsaanvragen waarin nog geen definitieve beslissing genomen werd. De impasse en onzekerheid van de afgelopen weken, is nu dus tijdelijk van de baan. En dat is een hele opluchting.
Industriële activiteiten
Goed is ook dat de Ministeriële Instructie is opgesteld op basis van objectieve cijfers. Er worden noodgedwongen bijkomende beperkingen opgelegd aan ondernemingen met een stikstof- of ammoniakuitstoot, maar de industriële processen worden pragmatisch benaderd. Dat is logisch op basis van reeds geleverde inspanningen van de industrie en rekening houdend met de werkelijke effecten op de natuur. Van de stikstofneerslag van Vlaamse bronnen is 78% afkomstig van de landbouw, 15% van verkeer en maar 4% van de industrie.
Industriële activiteiten worden vandaag dan ook al bijzonder streng gereglementeerd en gemonitord. Dat heeft ervoor gezorgd dat onze industrie steeds minder milieubelastende stoffen uitstoot en dat haar bijdrage aan het stikstofprobleem zeer klein is. Wat de ammoniakuitstoot in Vlaanderen betreft, is 95% afkomstig van de landbouw. Een gedifferentieerde benadering tussen industrie en landbouw is dan ook verantwoord.
Geen 'symbolische' maatregelen
Minder goed is dat het nog maar om een tijdelijke oplossing gaat. Zonder definitief stikstofplan blijft de onzekerheid aan onze bedrijven en onze economie knagen. Eind dit jaar moet dat definitieve plan er echt zijn. Zonder rechtszekerheid op lange termijn blijven immers ook investeringsplannen onzeker. En in deze tijden van economische relance moeten we er net alles aan doen om investeringen aan te trekken en te laten doorgaan. Zonder daadkracht in het dossier zet de Vlaamse regering dus een rem op onze Vlaamse veerkracht. En dat kan niet de bedoeling zijn.
Voka dringt er op aan om ook in de definitieve aanpak industriële processen rationeel te benaderen. Onze bedrijven zijn actief op een internationale markt. We mogen hun concurrentiekracht dan ook niet hypothekeren met ‘symbolische’ maatregelen die onze industrie zwaar financieel zouden treffen, jobs in gevaar zouden brengen en de vestigingspolitiek van de getroffen bedrijven zouden beïnvloeden. Dat terwijl de winsten voor onze natuur miniem zijn en ingrepen elders veel meer effect hebben aan een veel lagere kostprijs.