Overslaan en naar de inhoud gaan
  • 24/01/2024

Op 24 januari 2024 keurde het Vlaams Parlement het zogenaamde Stikstofdecreet goed. Dit decreet stippelt uit hoe Vlaanderen streeft naar minder ecologische schade ten gevolge van stikstofemissies en -deposities. Wat moet je weten?

In totaal moeten de jaarlijkse emissies tegen 31 december 2030 beperkt worden met 21.800 ton NOx en 21.300 ton NH3. Hierdoor worden reducties gerealiseerd van 45% voor NOx en 40,3% voor ammoniak. 

Tegelijkertijd zet het decreet in op een voorspelbaar vergunningskader voor stikstofemitterende projecten. Op dit punt wordt een onderscheid gemaakt tussen projecten die stikstofoxiden (NOx) uitstoten, waaronder specifiek stationaire NOx-bronnen en NOx-emissies ten gevolge van mobiliteit, en projecten die ammoniak (NH3) uitstoten. Dit onderscheid is logisch, gelet op het grotere aandeel van ammoniak bij de Vlaamse stikstofproblematiek. 78% van de ecologische schade op de Europees beschermde gebieden, afkomstig van Vlaamse bronnen, is namelijk het gevolg van ammoniakemissies en -deposities.

Het Stikstofdecreet treedt in werking op de dag na de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

Daarnaast is op 20 december 2023 al een eerste decreet goedgekeurd, dat bepaalt dat vergunningen die aflopen in 2024 tot en met 31 december 2024 worden verlengd (link). In de meeste gevallen moet hiervoor wel nog een verzoek aan de bevoegde overheid worden gericht. Dit decreet is, met terugwerkende kracht, op 30 november 2023 in werking getreden.

Op 12 december 2023 keurde de Vlaamse Regering daarnaast ook al een niet-bindende omzendbrief over het extern salderen goed (link). Deze omzendbrief treedt in werking op hetzelfde moment als het Stikstofdecreet.

Hieronder staan we stil bij een aantal praktische vragen bij het Stikstofdecreet, waarbij we focussen op projecten die NOx-emissies uitstoten.

Insteek achter het Stikstofdecreet

Waarom is het Stikstofdecreet noodzakelijk?

Vlaanderen kampt op vandaag met een overmaat van stikstof in Europees beschermde natuurgebieden, de zogenaamde speciale beschermingszones. In die gebieden moeten bepaalde, Europees gedefinieerde vegetaties tegen 2050 een goede staat van instandhouding bereiken. Tegelijkertijd mogen projecten, plannen en programma’s niet leiden tot ‘betekenisvolle schade’ op die vegetaties en het bereiken van die goede instandhouding in de weg staan.

Momenteel slaat er een te grote hoeveelheid aan stikstof neer op die gebieden. Verschillende stikstofgevoelige, beschermde vegetaties komen hierdoor onder druk te staan en ondervinden schade. Het bereiken van een goede staat van instandhouding voor die vegetaties wordt dus moeilijk. Die problematiek leidde er vervolgens tot toe dat er vrijwel geen omgevingsvergunningen voor stikstof-emitterende projecten (zoals bv. snelwegen of industriële installaties) konden worden verleend.

Met het Stikstofdecreet wordt nu tot 31 december 2030 een oplossing aangereikt om die overvloed aan stikstof in de speciale beschermingszones terug te dringen en omgevingsvergunningen (weer) mogelijk te maken.

Die oplossing steunt op haar beurt op de Programmatische Aanpak Stikstof (de PAS, zie link). De PAS, definitief goedgekeurd op 10 maart 2023, voorziet om tegen 2030 tot zekere emissiereducties te komen, aan de hand van het G8-scenario. Dat G8-scenario omvat een uitgebreid maatregelenpakket om tot een neerwaarts dalende trend voor stikstofemissies te komen en de doelstellingen van 2030 te kunnen bereiken.

Het terugdringen van het overaanbod aan stikstof gebeurt tweeledig. Aan de ene kant voorziet het decreet in een aantal algemene maatregelen om de emissie en depositie van stikstof tegen te gaan, voornamelijk gericht op veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties, en het (vrijwillig) stopzetten van veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties die te veel stikstof uitstoten. Aan de andere kant bevat het Stikstofdecreet een aantal vergunnings- en beoordelingskaders die aangeven hoe omgevingsvergunningen voor stikstof-emitterende projecten mogelijk zijn.

Zonder Stikstofdecreet, stevende Vlaanderen af op een feitelijke vergunningenstop voor stikstof-emitterende projecten. 

Waarom zet het Stikstofdecreet in op de zogenaamde neerwaarts dalende trend voor stikstof?

De bedoeling van het Stikstofdecreet is te komen tot een neerwaarts dalende trend voor ammoniak- en NOx-emissies. Die structurele daling is nodig om de 2030-doelstellingen te bereiken Uit de PAS blijkt dat die neerwaarts dalende trend voor bijna al speciale beschermingszones al is ingezet voor NOx-emissies. Voor NOx is het dus van belang om in te zetten op het behoud van die dalende trend. Voor ammoniakemissies zijn er echter bijkomende inspanningen noodzakelijk om de dalende trend te kunnen inzetten.

Voor de speciale beschermingszones waarvoor zo’n neerwaarts dalende trend niet zeker is (zoals bv. het Turnhouts Vennengebied), wordt er voorzien in een maatwerkgericht beleid.

Waarom blijft het Stikstofdecreet maar tot en met 31 december 2030 van toepassing?

Het Stikstofdecreet heeft inderdaad een ‘houdbaarheidsdatum’ tot en met 31 december 2030. De vergunningskaders zijn dus enkel van toepassing op omgevingsvergunningen die worden verleend vanaf de inwerkingtreding tot en met 31 december 2030. Dat betekent dat er vanaf 1 januari 2031 een nieuw kader noodzakelijk is, dat in de tussentijd moet worden uitgewerkt. Vanaf 2031 wil het Vlaamse niveau een nieuw werkbaar en wetenschappelijk onderbouwd systeem in voege laten gaan.

Tegelijkertijd wil de Vlaamse overheid de komende legislatuur aandringen bij de Europese Commissie op meer flexibiliteit voor dense regio’s zoals Vlaanderen en Nederland. Die strategie maakte ook deel uit van het Stikstofakkoord van 14 november 2023.

Artikel 21 Stikstofdecreet 

Aflopende milieu- en omgevingsvergunningen

Mijn lopende milieu- of omgevingsvergunning voor het exploiteren van mijn inrichting loopt af in 2024 en ik verkreeg nog geen nieuwe vergunning. Kan ik blijven exploiteren? 

Ja, dat is mogelijk. Samen met het Stikstofdecreet, is eerder al een decretale goedkeuring van de lopende milieu- en omgevingsvergunningen voor bedrijven die stikstof uitstoten, goedgekeurd. Zo’n vergunningen die aflopen in 2024, kunnen worden verlengd tot en met 31 december 2024.

Hiervoor moeten de bedrijven wel een verzoek tot verlenging indienen bij de bevoegde overheid, die binnen een termijn van 30 dagen akte moet nemen. Dat verzoek moet ten laatste zijn ingediend op de dag voor het verstrijken van de huidige vergunningstermijn.

Als het verzoek op tijd is ingediend, mag er gedurende de beslissingstermijn van de overheid nog steeds worden geëxploiteerd. Dit in afwachting van de aktename door de bevoegde overheid.

Vroeger kon de decretale verlenging enkel worden toegepast op veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties. Zo’n bedrijven die al eerder een verlenging kregen, hoeven geen verdere stappen te ondernemen en krijgen van rechtswege een verlenging van hun exploitatie.

Artikel 394/2, §1 en §2 Omgevingsvergunningsdecreet 

Mijn milieu- of omgevingsvergunning is al eind 2023 verstreken. Kan ik nog beroep doen op de decretale verlengingsmogelijkheid? 

Ja, dat is mogelijk. Voor de milieu- of omgevingsvergunningen waarvan de vergunningstermijn is verstreken voor de inwerkingtreding van het decreet of waarvan de vergunningstermijn uiterlijk zal verstrijken op 31 januari 2024, kan het verzoek tot verlenging toch nog worden ingediend bij de bevoegde overheid tot uiterlijk 1 maart 2024.

De impactscore

Wat is de impactscore van mijn project en hoe bereken ik die?

De impactscore van een vergunningsaanvraag is een cruciaal gegeven. Op basis van de impactscore weet je of je een passende beoordeling noodzakelijk is. Voor NOx-projecten geldt er namelijk een drempelwaarde van 1%. Dat houdt in dat als je een impactscore van 1% of minder hebt, je geen passende beoordeling nodig hebt. Als die toch boven de 1% ligt, is een passende beoordeling noodzakelijk.

De impactscore van een project is de hoogste procentuele verhouding van de totale stikstofdepositie van een project tegenover de kritische depositiewaarde van de voorziene Europees te beschermen vegetaties. Bij de bepaling van de impactscore worden alleen locaties in aanmerking genomen waarvan:

  1. De kritische depositiewaarde van een aanwezig of voorzien Europees beschermd habitat als gevolg van de achtergronddepositie wordt overschreden, of;
  2. Door de cumulatie van de achtergronddepositie en het project zou worden overschreden. De impactscore is steeds de hoogste bijdrage van de stikstofdepositie ten opzichte van de kritische depositiewaarde van een habitatlocatie.  

De Vlaamse overheid zal binnen een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van het Stikstofdecreet een digitale tool lanceren voor het berekenen van de impactscore. Aan de hand van deze tool kan een initiatiefnemer zijn impactscore automatisch laten berekenen.

Artikel 3, §1 Stikstofdecreet 

Met welke speciale beschermingszones en (voorziene) habitats moet mijn impactscore rekening houden?

De toetszone voor het berekenen van de impactscore bestaat uit volgende locaties, voor zover die liggen in een habitatrichtlijngebied en binnen een straal van 20 km rondom de emissiebron (of -bronnen):

  1. De locaties van de actueel aanwezige Europees te beschermen habitats;
  2. De locaties van de tot doel gestelde Europees te beschermen habitats op terreinen onder passend beheer;  
  3. De zoekzones

Dit houdt in dat je dus rekening moet houden met de habitats en de te tot doel habitats in de speciale beschermingszones binnen de 20 km rondom de emissiebron (of -bronnen).

De Vlaamse overheid zal binnen een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van het Stikstofdecreet een digitale tool lanceren voor het berekenen van de impactscore. Aan de hand van deze tool kan een initiatiefnemer zijn impactscore automatisch laten berekenen.

Artikel 3, §1 Stikstofdecreet 

De impactscore van mijn omgevingsvergunningsaanvraag voor NOx-activiteiten ligt onder 1%. Moet ik een passende beoordeling opstellen?

Nee, een passende beoordeling is niet noodzakelijk. Het project kan steunen op de globale passende beoordeling die is opgemaakt voor de Programmatische Aanpak Stikstof, waaruit blijkt dat er geen betekenisvolle effecten mogelijk zijn.  

Let wel op: het Stikstofdecreet geldt enkel voor de beoordeling van de eutrofiërende en verzurende effecten ten gevolge van atmosferische stikstofdeposities. Een passende beoordeling kan wel nog steeds noodzakelijk zijn in het licht van andere relevante effectengroepen (zoals bv. lawaaihinder, oppervlaktewaterkwaliteit, lichthinder, etc.) 

Artikel 28 Stikstofdecreet 

De impactscore van mijn omgevingsvergunningsaanvraag voor NOx-activiteiten ligt boven 1%. Moet ik een passende beoordeling opstellen?

Ja, een passende beoordeling ter beoordeling van de eutrofiërende en verzurende effecten ten gevolge van de stikstofdeposities is noodzakelijk. Die passende beoordeling moet nagaan of het project de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend van NOx niet hypothekeert (zie verder).  

Artikel 29 Stikstofdecreet

Artikel 30 Stikstofdecreet

Ik heb een passende beoordeling nodig voor mijn omgevingsvergunningsaanvraag. Waarmee moet die passende beoordeling rekening houden?

Wat de eutrofiërende en verzurende effecten betreft, is er volgens het Stikstofdecreet geen sprake van betekenisvolle effecten als het project de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend van NOx voor de betrokken speciale beschermingszones niet hypothekeert. Er is sprake van een dalende trend als de deposities afkomstig van de betrokken sector lager of gelijk zijn dan de G8 trendlijn. Deze dalende trend is ingezet voor NOx-emissies is werd gebiedsspecifiek beoordeeld in de passende beoordeling bij de PAS.  

De toets aan de gebiedsspecifieke neerwaarts dalende trend geldt zowel in (1) het geval dat er geen bijkomende stikstofdepositie optreedt ten opzichte van de vergunde situatie, (2) het geval dat er sprake is van de stijging van de huidige, vergunde stikstofdepositie, dan wel (3) als het gaat over projecten die nog niet zijn vergund en een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit uitmaken. Deze drie scenario’s worden verder in deze FAQ behandeld.  

Bij de toets aan de gebiedsspecifieke neerwaartse trend van NOx wordt enkel die NOx-trend in aanmerking genomen en worden andere deposities en depositietrends (bv. ammoniak) dus buiten beschouwing gelaten. De neerwaarts dalende trend voor NOx staat dus los van de trends op vlak van ammoniakemissies en -deposities.  

Bij de passende beoordeling kan ten slotte ook rekening worden gehouden met reductiemaatregelen en/of extern salderen (zie verder).  

Artikel 30 Stikstofdecreet 

Mijn industriële installatie stoot zowel NOx als ammoniak uit. Hoe moet ik die ammoniakemissies beoordelen?

Als ingedeelde inrichtingen of activiteiten naast NOx-emissies ook ammoniakemissies met zich meebrengen, wordt de ammoniakemissie die het gevolg is van industriële processen en die niet voortkomt uit de toepassing van deNOx-technieken, gezamenlijk met de NOx-emissies beoordeeld op grond van de 1%-drempelwaarde.

In dat geval worden de beperkte ammoniakemissies dus samengeteld met de NOx-emissies, voor wat betreft het berekenen van de impactscore. Er bestaat dus een specifiek gunstregime voor ammoniakemissies uit industriële installaties.  

Voor ammoniakemissies die voortkomen uit een deNOx-installatie, bestaat er een apart kader. Die ammoniakemissies mag je enkel beoordelen op grond van de 1%-drempelwaarde van het NOx-kader, als je voldoet aan enkele specifieke voorwaarden (zie andere vraag).  

Artikel 23, §1 Stikstofdecreet 

Ik vraag enkel een hervergunning van een bestaande inrichting aan. Is het Stikstofdecreet van toepassing op mijn dossier?

Ja, dat klopt. Een omgevingsvergunningsaanvraag voor de hernieuwing van een bestaande, eerder vergunde exploitatie valt inderdaad onder het Stikstofdecreet. Bij zo’n aanvraag moet de initiatiefnemer aantonen dat de hervergunning voldoet aan de drempelwaarden of de beoordelingskaders.

Als de totale NOx-stikstofdepositie boven de drempelwaarde van 1% ligt, is de opmaak van een passende beoordeling noodzakelijk.

Die passende beoordeling moet aantonen dat de hervergunning niet problematisch is in het licht van de neerwaartse trend voor NOx en het bereiken van de doelstellingen tegen 2030.  

De bestaande stikstofimpact maakt echter deel uit van de achtergrondsituatie, die in veel gevallen echter samenhangt met de gebiedsspecifieke neerwaartse trend voor NOx-emissies. Deze achtergrondsituatie is in principe dus niet problematisch in het licht van de doelstellingen tegen 2030.  

Artikel 22 Stikstofdecreet

Artikel 30 Stikstofdecreet 

Ik vraag een wijziging of uitbreiding van een bestaande inrichting aan. Is het Stikstofdecreet van toepassing op mijn dossier? 

Het Stikstofdecreet is inderdaad van toepassing. Bij het beoordelen van een wijziging of uitbreiding van een bestaande inrichting moet rekening worden gehouden met de totale stikstofdeposities. Het volstaat dus niet om enkel te kijken naar de bijkomende stikstofdeposities; er moet rekening worden gehouden met zowel de bestaande impact als de bijkomende impact. Dit is belangrijk in het licht van de berekening van de impactscore en het toepassen van de drempelwaarden of beoordelingskaders voor de opmaak van een passende beoordeling.

Moet ik bij een uitbreiding of wijziging van een bestaande inrichting ook rekening houden met de bestaande impact van mijn inrichting?

Ja, dat klopt. Er moet rekening worden gehouden met de totale stikstofdepositie, waarvan zowel de bestaande impact als de bijkomende impact deel uitmaken. Voor de toepassing van de 1%-drempelwaarde en de opmaak van een eventuele passende beoordeling wordt de impactscore dus berekend op basis van het geheel van de stikstofdepositie van de al vergunde of gemelde ingedeelde inrichting of activiteit en de stikstofdepositie van de verandering.

Bij de berekening van de totale stikstofdepositie wordt ermee rekening gehouden dat de depositie van het reeds vergunde deel al vervat is in de achtergronddepositie. Het is niet de bedoeling de dat de bestaande, vergunde stikstofdepositie ‘dubbel geteld’ wordt, doordat deze aan de ene kant deel zou uitmaken van de achtergronddepositie en aan de andere kant ook zou toegevoegd worden als deel van de totale depositie van de te vergunnen situatie die ontstaat na de verandering.

Als een bestaand project dus bijvoorbeeld een impactscore van 0,9% heeft en een verandering van dit project leidt tot een bijkomende impactscore van 0,6%, houdt de totale stikstofdepositie van 1,5% in dat een passende beoordeling moet worden opgemaakt. De bestaande impact van 0,9% maakt echter deel uit van de achtergrondsituatie waarvan blijkt dat die de neerwaartse trend voor NOx-emissies niet in de weg kan staan. Die is namelijk een bestaand gegeven. Wel moet worden aangetoond dat de bijkomende impact van 0,5% niet problematisch is voor het behoud van de neerwaartse trend.

Artikel 22 Stikstofdecreet 

Mijn project is geen ingedeelde inrichting of activiteit, maar er kunnen wel stikstofemissies zijn ten gevolge van mobiliteit (bv. zware transporten, werfverkeer en personenvervoer). Welk kader moet ik toepassen?

Er geldt een apart kader voor mobiliteitsgerelateerde projecten. Hieronder vallen of vergunningsplichtige verkeersdragende infrastructuurprojecten, namelijk vergunningsplichtige projecten met als hoofddoel om de mobiliteit te wijzigen en waarbij de capaciteit van het verkeer door de wijziging wordt verhoogd (bv. tunnels, bruggen, snelwegen), of vergunningsplichtige verkeersgenererende projecten, namelijk vergunningsplichtige projecten die geen verkeersdragende infrastructuurproject zijn en die stikstofemissiegenererende vervoersbewegingen veroorzaken (bv. winkelcentrum, kantoorgebouw of woningen), of de wijziging van dergelijke projecten. Onder verkeer worden alle vormen van stikstofemissiegenererend verkeer bedoeld, zoals wegverkeer, spoorverkeer, waterwegverkeer en luchtverkeer.  

Voor zo’n mobiliteitsgerelateerde projecten geldt een aparte drempelwaarde van 1%. Een passende beoordeling is enkel noodzakelijk als de impactscore van het project boven deze drempelwaarde ligt.  

Een belangrijk verschil is dat bij verkeersdragende infrastructuur enkel rekening wordt gehouden met de stikstofdepositie die het gevolg is van het bijkomende verkeer ten opzichte van de bestaande situatie. Bij verkeersgenererende projecten wordt gekeken naar de stikstofdepositie ten gevolge van alle vervoersbewegingen die het project veroorzaakt (en dus niet enkel naar de bijkomende). Opnieuw geldt op dit punt wel dat de bestaande vervoersbewegingen in principe deel uitmaken van de achtergrondsituatie.

Artikel 2, 25°, 40° en 41° Stikstofdecreet

Artikel 25 Stikstofdecreet

Artikel 32 Stikstofdecreet 

Bij de aanleg van mijn ingedeelde inrichting komen er stikstofemissies ten gevolge van het verkeer vrij. Hoe moet ik die emissies beoordelen?

Als een project kan beschouwd worden als zowel een mobiliteitsgerelateerd project (zie hoger) als een ingedeelde inrichting of activiteit omvat, moeten alle NOx-emissies volgens dezelfde 1%-drempelwaarde worden toegepast als:

  1. De exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit plaatsvindt na de aanlegfase van het mobiliteitsgerelateerd project;
  2. Dan wel als de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit plaatsvindt tijdens de aanlegfase van het mobiliteitsgerelateerd project en de aanlegfase in zijn totaliteit, met inbegrip van de exploitatie van deze IIOA, leidt tot een grotere gemiddelde equivalente jaaremissie van NOx dan de gemiddelde jaaremissie van NOx van het mobiliteitsgerelateerd project na de aanlegfase.

In dat geval moeten de NOx-emissies van de stationaire bronnen bij het project én de NOx-emissies ten gevolge van het verkeer worden samengeteld. Zo niet, is het aparte kader met 1%-drempelwaarde voor mobiliteitsgerelateerde projecten van toepassing.  

Artikel 26 Stikstofdecreet 

Lopende vergunningsaanvragen

Ik heb momenteel een lopende omgevingsvergunningsaanvraag. Is het Stikstofdecreet van toepassing op mijn dossier? 

Het Stikstofdecreet is inderdaad van toepassing op lopende omgevingsvergunningsaanvragen. Alle lopende vergunningsaanvragen, met inbegrip van vergunningsaanvragen die opnieuw moeten worden behandeld na een vernietigingsarrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, kunnen onmiddellijk na de inwerkingtreding van het decreet beroep doen op de vergunningskaders uit het decreet. Het is wel vereist dat de vergunningverlenende overheid nog geen vergunningsbeslissing heeft genomen op de datum van de inwerkingtreding van het Stikstofdecreet. 

Het is wel belangrijk om stil te staan bij eventuele procedurele gevolgen, zoals bv. het moeten toevoegen of aanpassen van een passende beoordeling. Het Stikstofdecreet voorziet ook hier in opties (zie verder). 

Artikel 90 Stikstofdecreet 

Kan ik nog stukken toevoegen aan een lopende omgevingsvergunningsaanvraag om tegemoet te komen aan het Stikstofdecreet? 

Ja, dat is mogelijk. In bepaalde gevallen kan het op grond van het Stikstofdecreet noodzakelijk zijn dat een passende beoordeling wordt toegevoegd aan een lopende vergunningsaanvraag of dat een eerdere passende beoordeling wordt gewijzigd (bv. als de impactscore hoger is dan 1%). Dit kan inhouden dat de omgevingsvergunningsaanvraag nog wordt gewijzigd nadat deze ontvankelijk en volledig is verklaard. Uit de rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen blijkt dat dit tot procedurele problemen kan leiden.  

Het Stikstofdecreet staat echter toe dat een vergunningverlenende overheid in graad van beroep een administratieve lus kan toepassen of dat een vergunningsaanvrager nog wijzigingen aan de lopende vergunningsaanvraag kan aanbrengen. Daarbij kan de vergunningverlenende overheid in graad van beroep ook de ontvankelijkheid en volledigheid van het aanvraagdossier opnieuw beoordelen en toestaan dat de aanvrager een aantal onvolledigheden herstel.  

De vergunningverlenende overheid in graad van beroep kan zelfs rekening houden met gegevens of documenten die werden gewijzigd in of toegevoegd aan het aanvraagdossier vóór de inwerkingtreding van het Stikstofdecreet.

Artikel 83 Stikstofdecreet

Artikel 86 Stikstofdecreet

Artikel 87 Stikstofdecreet

Artikel 90 Stikstofdecreet 

Milderende maatregelen

Ik heb een passende beoordeling nodig. Met welke milderende maatregelen moet ik rekening houden om tot een gunstige passende beoordeling te kunnen komen?

Bij de passende beoordeling voor een NOx-inrichting kan rekening worden gehouden met reductiemaatregelen die streven naar de ondergrens van de BBT-emissieniveaus bij GPBV-installaties of bij niet-GPBV-installaties die strenger zijn dan wat voorgeschreven is in titel II van het VLAREM. De economische haalbaarheid wordt beoordeeld in het licht van het gangbare afwegingsgebied. 

Natuurlijk is het ook mogelijk om terug te grijpen naar maatregelen die verder reduceren, ook al gaan die verder dan het gangbare afwegingskader voor de economische haalbaarheid ervan. Ten slotte kan hierbij ook rekening worden gehouden met extern salderen (zie verder).

Artikel 30 Stikstofdecreet 

Dankzij een deNOx-installatie kan ik de NOx-emissies van mijn project aanzienlijk verlagen. Hoe kan ik rekening houden met de emissiereductie van mijn deNOx-installatie?

De zogenaamde deNOx-technieken zijn NOx-verwijderingstechnieken die ertoe leiden dat een fikse NOx-emissieseductie gepaard gaat met een beperkte ammoniakemissie. De NOx- en ammoniakemissies worden samen beoordeeld volgens de 1%-drempelwaarde als aan al deze voorwaarden is voldaan:

  1. De deNOx-installatie zorgt, al dan niet in combinatie met een of meer NOx-reducerende technieken, voor een NOx-reductie van minstens 50%;
  2. De impactscore van de ingedeelde inrichting of activiteit zonder deNOx-installatie (en eventuele gecombineerde NOx-reducerende technieken) is groter dan of gelijk aan de impactscore van de IIOA met de deNOx-installatie.  

Als je niet aan deze voorwaarden voldoet, moeten de ammoniakemissies die uit de deNOx-installatie voortkomen, beoordeeld worden volgens de strengere drempelwaarde van 0,025% voor landbouwbedrijven en mestverwerkingsinstallaties.  

Artikel 23, §2 Stikstofdecreet 

Extern salderen

Een nabijgelegen bedrijf zal haar activiteiten stopzetten. Kan ik de stikstofimpact van dat bedrijf ‘overnemen’ om mijn eigen omgevingsvergunningsaanvraag te onderbouwen?

Het principe van extern salderen is ingeschreven in het Stikstofdecreet. Extern salderen zal pas enkel decretaal zijn geregeld vanaf 1 januari 2025 en na de opmaak van een strategisch milieueffectenrapport. In de tussentijd is er een niet-verordende omzendbrief van 12 december 2023 van toepassing (link). Deze omzendbrief geeft aan hoe een passende beoordeling rekening kan houden met extern salderen.  

Extern salderen houdt in dat de NOx-emissies van een ingedeelde inrichting of activiteit die volledig of gedeeltelijk definitief wordt stopgezet in mindering worden gebracht bij de berekening van de eigen totale stikstofemissies en -deposities. Dit is een systeem waarbij twee of meerdere bedrijven, onderling vergunde emissies overdragen. Met andere woorden, bij extern salderen kan je de impact van een ander bedrijf (de saldogever(s)) in rekening brengen bij het beoordelen van je eigen impact (als saldonemer).  

Extern salderen is momenteel enkel mogelijk mits opmaak van een passende beoordeling en bij de beoordeling of het project de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend hypothekeert. Het gaat dus over projecten met een impactscore van meer dan 1% aangezien voor een passende beoordeling pas dan noodzakelijk is. Bovendien kan het extern salderen ook samengaan met NOx-reductiemaatregelen.  

Artikel 2, 12° Stikstofdecreet

Omzendbrief OMG/2023/2 van 12 december 2023: ‘afwegingskader en randvoorwaarden voor de toepassing van extern salderen bij vergunningsaanvragen met een stikstofimpact’ 

Is het als NOx-inrichting ook mogelijk extern te salderen met de ammoniakemissies van een veehouderij of mestverwerkingsinstallatie?

Nee, dit is niet mogelijk. Extern salderen kan enkel tussen NOx-sectoren onderling. Het is niet mogelijk om onderling in te wisselen tussen NOx- en ammoniaksectoren. Een industriële installatie kan bijvoorbeeld dus niet extern salderen met een veehouderij. Het extern salderen kan enkel toegepast worden wanneer het zowel voor de saldogever als voor de saldonemer NOx-emissies betreft dan wel als het zowel voor de saldogever als voor de saldonemer ammoniakemissies betreft.

Artikel 2, 12° Stikstofdecreet

Hoe kan een omgevingsvergunningsaanvraag precies rekening houden met extern salderen?

Om te kunnen extern salderen, moet de passende beoordeling overeenstemmen met de omzendbrief van 12 december 2023 (link). Het is vereist dat de inrichting of activiteit waarvan de emissies in rekening worden gebracht (saldogever(s)) en de inrichting of activiteit waarvoor deze emissies in mindering worden gebracht (saldonemer) een stikstofdepositie hebben op hetzelfde habitat in dezelfde speciale beschermingszone. Verlagingen van de depositie op bepaalde delen van een habitat mogen niet worden verrekend met verhogingen van de depositie op andere delen van een habitat. Dit is de zogenaamde ‘directe emissieruil’.  

Daarnaast mogen enkel de werkelijke emissies van de saldogever(s) in rekening worden gebracht.  

Vervolgens moet de emissieruil geregistreerd worden, zodat dezelfde stikstofemissies en -deposities niet meervoudig worden geruild. De Vlaamse overheid en de vergunningverlenende overheden zullen hiervoor registratiesystemen ontwikkelen. Ook vergunde projecten met een depositietoename moeten worden geregistreerd, zodat cumulatieve effecten in beeld kunnen worden gebracht.  

Ten slotte moeten de betrokken vergunningen ook worden gekoppeld. De vergunningverlenende overheid kan de vergunning slechts verlenen als zij voldoende zekerheid heeft dat het aangevraagde project (als saldonemer) geen betekenisvolle effecten zal genereren en dat er voldoende garanties bestaan over de stopzetting van de emissies van de saldogever(s).  

De zekerheid over de stopzetting van de emissies van de saldogever(s) moet gebeuren via de omgevingsvergunningsaanvraag, wat bijvoorbeeld kan door het toevoegen van een overeenkomst tussen de saldogever(s) en de saldonemer. De stopzetting van de emissies door de saldogever(s) moet vervolgens effectief worden uitgevoerd. Die (gedeeltelijke) stopzetting moet worden gemeld aan de bevoegde overheid.  

En een laatste vereiste is dat de vergunningverlenende overheid een vergunningsvoorwaarde moet opleggen die bepaalt dat de exploitatie van de nieuwe inrichting pas mag worden aangevat nadat de saldogever(s) de (gedeeltelijke) stopzetting van zijn exploitatie heeft gemeld aan de bevoegde overheid en effectief is overgegaan tot deze stopzetting.

Omzendbrief OMG/2023/2 van 12 december 2023: ‘afwegingskader en randvoorwaarden voor de toepassing van extern salderen bij vergunningsaanvragen met een stikstofimpact’

Was is het verschil tussen intern en extern salderen?

Bij extern salderen wordt emissies en deposities geruild tussen verschillende projecten, de saldonemer een deel van de huidige impact van de saldogever(s) overneemt. Dit is een verschil ten opzichte van intern salderen. Intern salderen komt erop neer dat de bijkomende stikstofuitstoot binnen dezelfde ingedeelde inrichting of activiteit wordt opgevangen. Zo kan een bijkomende impact ‘gecompenseerd’ worden door het deels verminderen van de eigen, bestaan impact. Intern salderen kan dus enkel worden ingezet wanneer er sprake is van een al bestaande en vergunde inrichting.

Omzendbrief OMG/2023/2 van 12 december 2023: ‘afwegingskader en randvoorwaarden voor de toepassing van extern salderen bij vergunningsaanvragen met een stikstofimpact’ 

De VEN-gebieden en de verscherpte natuurtoets

Is een passende beoordeling hetzelfde als een verscherpte natuurtoets?

Nee, dit zijn twee verschillende juridische toetsen. De passende beoordeling richt zich namelijk op ‘betekenisvolle effecten’ die optreden bij speciale beschermingszones.  

De verscherpte natuurtoets staat daarnaast op zichzelf en onderzoekt ‘onvermijdbare en onherstelbare schade’ op de gebieden die deel uitmaken van het Vlaams Ecologisch Netwerk, de zogenaamde VEN-gebieden.  

Als er sprake is van onvermijdbare schade én deze schade ook onherstelbaar is, kan de vergunning in principe niet worden verleend. Van belang is dat de verscherpte natuurtoets geen schadedrempel omvat, wat een belangrijk verschil is met de passende beoordeling. Met andere woorden, de ene toets is dus niet de andere toets. Het is niet omdat je voldoet aan het Stikstofdecreet en/of een gunstige passende beoordeling hebt, dat je daarom ook voldoet aan de verscherpte natuurtoets.  

Aangezien er dus juridische verschillen zijn en ieder toets op eigen gebieden focussen, moet je iedere toets apart bekijken en behandelen in je wetenschappelijk studiewerk. Let wel op. Veel speciale beschermingszones overlappen met VEN-gebieden. Dat houdt dus in dat je aan beide toetsen tegelijkertijd moet voldoen.  

De beoordeling van mogelijke schade aan de VEN-gebieden ten gevolge van stikstofdeposities, valt niet onder het Stikstofdecreet.  

Voor het beoordelen van de stikstofimpact op VEN-gebieden zal wel het ‘besluit van de Vlaamse Regering van 10 januari 2024 over de beoordeling van schade aan de natuur in het Vlaams Ecologisch Netwerk’, het zogenaamde VEN-besluit, van toepassing zijn.  

Het VEN-besluit is goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 10 januari 2024 en zal 10 dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad in werking treden. Dit besluit zal na die inwerkingtreding van toepassing zijn op vergunningsaanvragen of meldingen die worden ingediend vanaf de datum van de inwerkingtreding ervan.

Artikel 26bis Natuurbehoudsdecreet

Artikel 6 VEN-besluit 

Hoe kan ik de stikstofimpact van mijn project op de VEN-gebieden beoordelen?

Zoals bij de vorige vraag aangehaald, onderzoekt de verscherpte natuurtoets de onvermijdbare en onherstelbare schade op de natuur in een VEN-gebied. Als de kans bestaat dat een project schade aan de actueel aanwezige natuur in een VEN-gebied kan veroorzaken, moet de vergunningsaanvrager aantonen dat het project geen onvermijdbare schade veroorzaakt of dat de schade herstelbaar is. Dit gebeurt aan de hand van de verscherpte natuurtoets, een wetenschappelijk studiedocument. Ook de vergunningverlenende overheid moet hierover in de bestreden beslissing een uitspraak doen.  

Om het bestaan van de onvermijdbare schade aan de actueel aanwezige natuur in het VEN-gebied te beoordelen, kan de aanvrager rekening houden met heel wat elementen, waaronder milderende maatregelen en de Programmatische Aanpak Stikstof. De verscherpte natuurtoets mag zo volgens het VEN-besluit de beoordeling van de schade koppelen aan “de effecten, waaronder een vastgestelde neerwaartse trend, van uitgevoerde of in uitvoering zijnde maatregelen” uit de Programmatische Aanpak Stikstof, zoals doorvertaald in het Stikstofdecreet.

Stel dat uit die beoordeling blijkt dat er toch onvermijdbare schade aan de actueel aanwezige natuur in het VEN-gebied kan optreden, is het een optie om aan te tonen dat de schade herstelbaar is. Schade ten gevolge van stikstofdeposities in een VEN-gebied is herstelbaar als:

  1. Er herstel mogelijk is op de plaats van de beschadiging met een kwantitatief en kwalitatief gelijkaardige habitat of een kwantitatief en kwalitatief gelijkaardig leefgebied als de habitat die of het leefgebied dat er voor de beschadiging aanwezig was, en;
  2. Er binnen een zo kort mogelijke termijn vanaf de aanvang van het project een kwantitatief en kwalitatief gelijkaardige natuurlijke habitat of een kwantitatief en kwalitatief gelijkaardig leefgebied als de habitat die of het leefgebied dat er voor de beschadiging aanwezig was, tot stand zal komen. Er moet dus sprake zijn van effectief herstel.  

Ook spontaan herstel van de beschadigde natuur is mogelijk als de aanvrager kan motiveren dat zo’n spontaan herstel zich inderdaad zal voordoen. Dit kan je doen als de specifieke abiotische en biotische elementen voor zo’n spontaan herstel aanwezig zijn of gerealiseerd worden.

Specifiek voor stikstofdeposities (als indirecte ingreep) is de schade ook herstelbaar als wordt aangetoond dat de gebiedsspecifieke vastgestelde dalende neerwaartse depositietrend niet wordt gehypothekeerd.  

Daarnaast vraagt het VEN-besluit dat de verscherpte natuurtoets bij de vergunningsaanvraag nog heel wat elementen bevat die aantonen dat er inderdaad geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan het VEN-gebied kan optreden. Hiervoor raadpleeg je best telkens het VEN-besluit.  

Bovendien kan het ook aangewezen zijn om je te laten ondersteunen door een biodiversiteitsdeskundige, die de afwezigheid van onvermijdbare en onherstelbare schade kan onderbouwen op een technisch-wetenschappelijke manier.  

Artikel 2 VEN-besluit

Artikel 3 VEN-besluit

Artikel 4 VEN-besluit

Artikel 5 VEN-besluit 

Contactpersoon

Robin Verbeke

Adviseur Omgeving & Ruimtelijke Ordening

imu - vzw - bebat
imu - vzw - mediafin
Proximus
imu - vzw - exact
imu - vzw - edenred