Vorige week deden de 5 onderwijskoepels een ‘cri du coeur’. De werkingsmiddelen schieten tekort en scholen dreigen in financiële moeilijkheden te komen. Hoewel de stijgende inflatie en oplopende kosten een heel actueel thema zijn, waren wij toch enigszins verrast door deze oproep.
In Vlaanderen, zeker in het secundair onderwijs, spenderen we per leerling meer dan de meeste van de ons omringende landen. Desondanks stellen we vast dat de kwaliteit van ons onderwijs er al jarenlang op achteruitgaat. Valt het hoge onderwijsbudget eigenlijk wel te verantwoorden?
Ongeveer een kwart van de Vlaamse begroting gaat naar onderwijs. In 2021 werd zo’n 15,1 miljard euro uitgegeven aan dat beleidsdomein. En dit bedrag zal blijven stijgen, aangezien we in Vlaanderen werken met een systeem waarbij het budget mee toeneemt met het aantal leerlingen. Zo blijkt uit de meerjarenraming dat we in 2025 nog eens 2,2 miljard meer zullen uitgeven aan onderwijs dan vandaag.
De verzuiling vertaalt zich te vaak in te veel kleine klassen en studierichtingen met te weinig leerlingen.
Julie Beysens, senior adviseur Onderwijs bij Voka
Daarbij rijst de vraag of dit wel te verantwoorden is, aangezien we in ruil voor al die extra miljarden niet per definitie beter onderwijs krijgen. En toch kan het belang van onderwijs niet onderschat worden. Het is een investering in de toekomst, ondernemingen schreeuwen om goed opgeleide medewerkers. Kwalitatief onderwijs biedt welzijn en welvaart, investeringen in onderwijs betalen zichzelf terug via economische groei.
Budget anders en beter besteden
We moeten ons onderwijsbudget anders en beter besteden. Hoe komt het dan dat we met deze enorme budgetten toch onze plaats op de internationale ranking niet kunnen behouden?
Als we de onderwijsbegroting onder de loep nemen zien we dat het grootste deel naar het leerplichtonderwijs gaat (72%) en dat het voor 85,5% naar de lonen van het onderwijspersoneel gaat en slechts voor 12,2% naar werkingsmiddelen. Daarenboven leidt een systeem van degressiviteit in de financiering tot het feit dat grotere leerlingengroepen relatief minder middelen genereren dan kleine groepen.
Versnippering
Dit zorgt er enerzijds voor dat kleinere scholen in dunbevolkte gebieden in stand gehouden kunnen worden, maar daarnaast genereert dit een prikkel die schaalvergroting van scholen tegenwerkt. Wat dan weer wordt versterkt door de versnippering die wordt veroorzaakt door de vrijheid van onderwijs.
En hoewel deze vrijheid van onderwijs de kwaliteit ook wel aanzwengelt door onderlinge concurrentie, heeft het ook nefaste effecten op de organisatie. De verzuiling vertaalt zich te vaak in te veel kleine klassen en studierichtingen met te weinig leerlingen.
Meer efficiëntie nodig
Geef meer vrijheid en vertrouwen aan schoolbesturen en laat hen zo echte sociale ondernemingen worden. Wij pleiten er in eerste instantie voor om de middelen die vandaag naar onderwijs gaan efficiënter te besteden. Professionele(re) schoolbesturen zijn in staat een wendbare structuur op te zetten waardoor ze echte sociale ondernemingen kunnen worden.
Hierbij kan meer gefocust worden op innovatief personeels- en infrastructuurbeleid en een transparant studieaanbod. Schoolbesturen moeten meer hefbomen in handen krijgen om een modern HR-beleid te kunnen voeren en de overheid moet minder regulerend optreden. Sterker nog: de overheid zou meer ondersteunend moeten werken door belemmeringen in de regelgeving weg te nemen, bijv. in functie van samenwerkingen met private ondernemingen.
Vandaag bestaan er ontzettend veel verschillende 'gekleurde' budgetten binnen onderwijs. Wanneer deze middelen flexibeler kunnen worden ingezet zou een deel van het tekort aan werkingsmiddelen al tegemoetgekomen kunnen worden, maar dat vergt natuurlijk vertrouwen in het beleidsvoerend vermogen van schoolbesturen.
Lees hier ook de Voka-paper 'Naar een ondernemend onderwijs'.