In zijn regeerverklaring beklemtoonde de premier gisteren dat de regering gezinnen en ondernemingen niet in de kou zou laten deze winter. Ondernemingen hebben daarom in de eerste twee kwartalen van volgend jaar recht op een tijdelijke verlaging van de patronale bijdragen. Die factuur wordt echter ook betaald door ondernemingen. De impact daarvan op de reële economie werd onvoldoende in rekening gebracht.
Ondernemingen in België zien zich dit en volgend jaar geconfronteerd met aanzienlijke loonstijgingen ten gevolge van de loonindexering. Die moeten ze gefinancierd krijgen, wat voor velen onder hen niet evident is in deze barre tijden.
De federale regering kondigde gisteren in haar beleidsverklaring aan dat zij daarom gedurende de eerste twee kwartalen van volgend jaar een tijdelijke verlaging van de patronale bijdragen (ten bedrage van 7,07 procentpunt) bekomen. Dit leidt tot een lastenverlaging van 974 miljoen euro volgens de regering.
Ondernemingen – die de loonkostenstijging ook moeten financieren – zullen deze tijdelijke steun meer dan financieren via extra eenmalige en structurele bedrijfstaksen.
Karl Collaerts, senior adviseur fiscaliteit & begroting
In een eerste reactie beklemtoonde Voka al dat het fundamentele probleem van de loonkostontsporing ten opzichte van de buurlanden daarmee slechts in beperkte mate wordt getemperd. Bovendien is die compensatie slechts tijdelijk van aard, terwijl de opgelopen concurrentiehandicap structureel dreigt te worden.
In het derde en vierde kwartaal van 2023 kunnen ondernemingen immers van eenzelfde lastenverlaging genieten, maar dit voordeel moeten ze in 2025 wel volledig terugbetalen aan de overheid. Een renteloze lening dus. Vanaf 2024 zou de loonlastenverlaging dan volledig wegvallen.
Extra lasten
Uiteraard is het welgekomen dat de federale overheid - al is het maar tijdelijk - oog heeft voor de concurrentiepositie van de ondernemingen. Wat in de toespraak van de premier echter niet aan bod kwam was dat die tijdelijke lastenverlaging meer dan gefinancierd wordt door extra lasten op …. ondernemingen. De zogenaamde sterkste schouders. Die stellen echter ook werknemers tewerk en zien zich ook geconfronteerd met uitdagingen.
Er is allereerst de eenmalige bijkomende overwinstbelasting op energieproducenten (+834 miljoen euro, bovenop de bestaande repartitiebijdrage). Een tijdelijke belasting die via een Europese verordening wordt opgelegd aan de lidstaten, net om een Europees level playing field tussen de lidstaten onderling te garanderen.
Riskante inschatting
Die Europese boodschap heeft onze regering echter niet begrepen. Ze voert immers een eigen Belgisch, fors lager prijzenplafond in. Energieproducenten zullen hier dus aanzienlijk zwaarder belast worden dan wat de Europese Commissie voorop stelt (en bovendien als enige ook retroactief). Dat dit in afgeleide orde negatieve effecten kan hebben op de investeringsbereidheid van deze producenten wordt niet mee in overweging genomen. Met het oog op de klimaattransitie een riskante inschatting.
Daarnaast zijn er echter nog heel wat andere verhogingen van bedrijfsbelastingen. Sommigen daarvan hebben bovendien een structureel karakter: de verhoging van de bankentaks, de structurele verhoging van de verpakkingsheffing de indexering van de “eenmalige” (sic) vennootschapsbijdrage – d.i. een “eenmalige taks” die dateert uit 1992 en nu dus wordt geïndexeerd in plaats van afgeschaft –en de afschaffing van de notionele. Samen 187,5 miljoen extra volgend jaar, oplopend tot 309 miljoen in de daarop volgende jaren.
Eenmalige heffingen
Daar komen dan nog enkele aanzienlijke, eenmalige heffingen op sommige ondernemingen bovenop : de inperking van de verrekenbaarheid van overgedragen verliezen in de vennootschapsbelasting), de eenmalige solidariteitsbijdrage van de olieverwerkende sector), de eenmalige bijdrage van Fluxys) . Samen goed voor iets minder dan 900 miljoen bijkomende extra heffingen in 2023 (op basis van de ramingen van de regering zelf).
Het klopt dat de regering in de eerste helft van volgend jaar een tijdelijke, welgekomen loonlastenverlaging voorziet voor alle ondernemingen om de forse loonstijging even te temperen. Maar het klopt evenzeer dat ondernemingen – die die loonkostenstijging ook moeten financieren – deze tijdelijke steun meer dan zullen financieren via extra eenmalige en structurele bedrijfstaksen.
Negatieve gevolgen
De regering gaat er vanuit dat de investeringen en tewerkstelling bij deze ‘sterkste schouders’ daar niet onder zullen leiden. Met andere woorden dat deze extra taksen geen gevolgen zullen hebben in de reële economie en dat de ‘mensen’ die dus niet zullen voelen. Deze veronderstelling wordt echter niet onderbouwd. Verschillende getroffen bedrijven en sectoren wijzen in reacties daarentegen op reële negatieve gevolgen. Bijvoorbeeld in de financiële of energiesector.
Onvoldoende onderbouwd beleid in het kader van “begrotingsfiscaliteit” tast de rechtszekerheid en concurrentiekracht van onze economie aan. Het boezemt geen vertrouwen in. Ook niet in de aangekondigde fiscale hervorming waar de financiering ook nog voor gevonden moet worden.