Het Europese relanceplan verzekert een snel en gelijkmatig herstel van de hele EU, wat essentieel is voor een exportland als België. Maar zijn de lidstaten bereid om de grondige hervormingen door te voeren die als voorwaarde gelden voor de uitbetaling van het Europese relancegeld? Een strenge Europese Commissie zou in dat verband geen overbodige luxe zijn, ook niet voor ons land.
De 27 Europese lidstaten zijn vandaag koortsachtig bezig een relanceplan aan het uitwerken dat geheel of gedeeltelijk gefinancierd zal worden via het Europese relanceplan ‘Next Generation EU’. Dit plan ter waarde van 750 miljard euro, dat bestaat uit een deel subsidies en een deel voordelige leningen, werd afgeklopt door de Europese regeringsleiders in juli vorig jaar na de op één na langst durende Europese Raad.
Dat het wel een zeer lange Europese raad was is hen vergeven: de EU verdient veel lof voor de uitwerking van dit relanceplan. Het toont immers aan dat de EU lessen getrokken heeft uit de financiële crisis van 2008 door deze keer wél snel een akkoord te bereiken om een ambitieus relancebeleid uit te rollen.
De uitvoering van dit plan zal essentieel zijn om een snel en gelijkmatig herstel te realiseren doorheen Europa. De Europese solidariteit die ten gronde ligt van dit plan is overigens uit weloverwogen eigen belang: een herstel van de volledige Europese economie is essentieel voor de Belgische economie, die zeer sterk afhankelijk is van export naar de EU.
Een streng optreden zou ook zeer wenselijk zijn voor ons eigen land. België is immers ook niet de beste leerling in de Europese klas
Gilles Suply
Een belangrijke voorwaarde die aan de basis lag van het akkoord dat in de schoot van de Europese Raad werd gesloten is evenwel dat de Europese financiering toegewezen wordt aan productieve investeringen én geflankeerd wordt door structurele hervormingen die de Europese economieën competitiever moeten maken. Lidstaten moeten hierover minutieuze plannen voorleggen aan de Europese Commissie.
Als de Europese Commissie haar fiat niet geeft aan die plannen, wordt de Europese financiering niet overgemaakt aan de lidstaten. Dit controlemechanisme is geen overbodige luxe: goeie hervormingen zijn immers op de langere termijn vele malen belangrijker voor de Europese welvaart dan de 750 miljard euro aan investeringen.
Grondige hervormingen
Hoe groot de appetijt zal zijn tot grondige hervormingen bij de lidstaten valt echter nog af te wachten. In Italië, de lidstaat die met ruwweg 80 miljard euro subsidies het meest financiering uit het Europese herstelplan zal tanken, is het maar de vraag of de nieuwe premier Mario Draghi er in zal slagen om een ambitieuze hervormingsagenda door te drukken.
Hoewel hijzelf tijdens de eurocrisis als voorzitter van de Europese Centrale Bank herhaaldelijk de boodschap gaf dat lidstaten zelf ook werk moesten maken van de structurele hervormingen, zal de fragiele meerderheid van de Italiaanse regering zijn manoeuvreerruimte beperken op dat vlak.
In Frankrijk en Duitsland, de twee grootste spelers binnen de EU, zijn er dan weer verkiezingen in het vooruitzicht, wat vragen doet rijzen of er wel voldoende animo zal zijn om werk te maken van grondige hervormingen.
'Schoonmoeder' Europa
Het gevaar is dan ook dat de lidstaten opnieuw de Europese Commissie in de schoonmoeder rol zullen duwen terwijl het au fond aan de lidstaten zelf is om verantwoordelijkheid op te nemen en structurele hervormingen door te voeren. Het is een oud liedje: lidstaten zijn kampioenen in het zelf claimen van Europese overwinningen - in casu het uitdelen van relancegeld - maar voor broodnodige doch bij wijlen pijnlijke hervormingen, wijzen ze met de beschuldigende vinger naar de EU.
Of de Europese Commissie opgewassen is om de rol als strenge evaluator te vervullen, is ook maar de vraag. Door de financiële crisis heeft de EU al een jaarlijkse budgettaire controle doorgevoerd onder de noemer van het Europees Semester. Lidstaten die te weinig werk maakten van hervormingen om hun begroting structureel op orde te krijgen, dreigden dan een financiële boete te krijgen. In de praktijk ging het echter nooit veel verder dan een publieke reprimande en daaruit voortvloeiende krantenkoppen over het befaamde ‘strafbankje’.
Stok achter de deur
Het grote verschil is dat de Europese Commissie nu wel een grote stok achter de deur heeft, met name relancefinanciering. Dat betekent evenwel ook dat een te laks optreden van de Commissie de perceptie van de EU als een loutere transferunie dreigt te creëren, wat het draagvlak voor het Europese project zou kunnen aantasten. Ook al is deze beschuldiging onterecht, de Europese Commissie doet er hoe dan ook goed aan om er zo streng mogelijk op toe te zien dat lidstaten de Europese relancefinanciering gebruiken voor slimme investeringen én voorzien van de nodige hervormingen.
Een streng optreden zou ook zeer wenselijk zijn voor ons eigen land. België is immers ook niet de beste leerling in de Europese klas. Ons land krijgt al jaar na jaar dezelfde terechte aanbevelingen op haar bord: werk maken van een actiever arbeidsmarkt beleid, regel- en administratiedruk verminderen en de budgettaire houdbaarheid van de stelsels voor langdurige zorg en pensioenen waarborgen.
Mantra
De Commissie-evaluatie van de realisatie van deze aanbevelingen is keer op keer in het beste geval een povere ‘beperkte vooruitgang’. Door de verschroeiende impact van de coronacrisis is het aanpakken van die werven meer dan ooit noodzakelijk.
Het befaamde ‘het moet van Europa’ is binnen dat verband een mantra dat we moeten omarmen. De voorwaarden die zij stelt aan de uitbetaling van de Europese financiering zullen immers leiden tot een meer competitieve, duurzame en digitale Europese economie. Laten we hopen dat het ook daadwerkelijk moet van Europa.