Na de Verenigde Staten komt Frankijk nu met een plan om haar industriële sectoren te ondersteunen.
Ook Europa stelde in maart al haar plannen voor, maar in tegenstelling tot de Verenigde Staten is dit in de EU zowel een zaak van de lidstaten als van het Europese niveau. Ook Vlaanderen kan hieruit lessen trekken, al dient dit steeds op een Europese leest geschoeid te zijn.
De Franse president Emmanuel Macron startte het debat met een opiniestuk in de Financial Times, waarin hij pleit voor "meer fabrieken en minder afhankelijkheden". Dit zowel in Frankrijk, maar hij voegt er meteen aan toe dat ‘deze strijd voor herindustrialisatie’ op Europese schaal moet worden gevoerd.
Europa: de juiste principes worden aangesneden
Positief is dat Macron in het opiniestuk meteen verwijst naar het belang van de EU als een essentiële speler op het vlak van transitie en industrieel beleid. Daarin pleit hij terecht voor een verdere integratie van de Europese interne markt – het fundament voor een sterk Europees industrieel beleid en van levensbelang voor onze zeer open Vlaamse economie. Zo’n 65 procent van onze export gaat bijvoorbeeld naar andere lidstaten in de EU.
Daarnaast pleit hij voor een beleid waarbij strategische industrieën - zoals bijvoorbeeld halfgeleiders of klimaatneutrale technologieën - actief worden ondersteund en dit op Europees niveau. Ook hier kunnen we de Franse president zeker volgen. Waar industrieel beleid enkele jaren geleden nog taboe was, dwingen de internationale omstandigheden om hier ook actiever voor de dag te komen als Europa.
Gelijk speelveld
Hierbij is wel één zaak van essentieel belang voor Vlaanderen en wordt niet aangeraakt door Macron in zijn opinie: het belang van een intra-Europees gelijk speelveld. En jammer genoeg staat dit de laatste maanden serieus onder druk, niet in het minst op vlak van energiebeleid en het versoepelde staatssteunkader.
Ten slotte wordt ook dieper ingegaan op de externe dimensie van het Europees beleid. Zowel het verdedigen van de Europese economie tegen oneerlijke globale concurrentie, wederkerigheid op het vlak van handelsrelaties en internationaal multilateralisme worden naar voor geschoven. Ook hier worden de juiste zaken aangeraakt, maar mag dit niet leiden tot een fort Europa op economisch vlak.
In elk geval is het verfrissend om te horen dat een staatsleider van één van de twee grote landen van Europa pleit voor een gezamenlijk industrieel beleid. Al moeten de daden ook wel volgen en mag het niet blijven bij louter principes.
Frankrijk: belastingvoordelen en snellere vergunningsverlening
Maar in Europa is beleid altijd een combinatie van het kader dat de EU uitzet en vervolgens hoe lidstaten hiermee aan de slag gaan. Ook hier zit heel wat in maar dan specifiek voor de Franse industrie.
Ten eerste worden, vergelijkbaar met de belastingvoordelen van de IRA, kredieten geïntroduceerd voor de groene industrie dat zal variëren van 20 tot 45 procent van het geïnvesteerde bedrag. De Franse regering mikt op een investering van 500 miljoen euro van de Franse staat, dat moet leiden tot 20 miljard euro aan (buitenlandse) bedrijfsinvesteringen en 40.000 nieuwe jobs.
Ook overheidsdopdrachten zullen meer gericht zijn op het ondersteunen van duurzame producten. Daarnaast lanceert Frankrijk bonussen voor particulieren die elektrische wagens kopen, maar zullen die maatregelen ter bevordering van de aankoop van groene voertuigen eind dit jaar zo worden opgesteld dat ze Europese fabrikanten specifiek belonen.
Ten slotte worden ook nieuwe bedrijfsterreinen ontwikkeld zodat industriële bedrijven die kunnen aansnijden. Om dit laatste te versnellen wordt ook het vergunningsproces gehalveerd: van 18 tot 9 maanden.
Een gelijkaardige push noodzakelijk voor België en Vlaanderen
Ook in andere lidstaten wordt niet stilgezeten. Zo is Duitsland volop aan het nadenken over het implementeren van een verlaagde elektriciteitsprijs voor haar industrie, wat een verstorende werking kan hebben voor de interne markt.
Om die reden is het ook essentieel dat Vlaanderen volop prioriteit geeft aan de uitrol van een eigen Vlaams-Europees industrieel beleid. Dat moet vertrekken van een holistische kijk op industrieel beleid als een samenspel van onder andere energiebeleid, een stimulerend economisch beleid mét de nodige middelen, maar ook bijvoorbeeld het aanpakken van de vergunningenproblematiek.
Zoals eerder vermeld moet dit dus ook inherent Europees zijn: heel wat van de problemen die zich stellen (hoge energieprijzen, verstoren van het gelijk speelveld, financiering van de transitie) vereisen Europese coördinatie.
Daarnaast moet Europa zelf ook kritisch kijken naar de lawine van voorstellen die ze in het kader van de Green Deal en Fit for 55 op bedrijven stuurt.