Voka vraagt de federale parlementsleden om nu niet in versneld tempo een Belgische digitale taks in te voeren. Dat kan een grondige hervorming van de internationale fiscaliteit hypothekeren. Het is ook beter om de focus te blijven richten op de wederopbouw van onze zwaar getroffen economie.
Deze week is het 75 jaar geleden dat de Verenigde Naties werden opgericht, een hoogdag voor de multilaterale benadering van wereldproblemen. De voorbije week kreeg die approach opnieuw enkele forse klappen te verwerken, dit keer in het dossier van de digitale taxatie.
De lockdowns hebben in verhouding zware schade aangericht bij traditionele ondernemingen met een uitgesproken fysieke voetafdruk, terwijl de marktmacht van multinationale ondernemingen met een uitgesproken digitale voetafdruk net in versneld tempo is versterkt. Die vaststelling versterkt de nood aan een zinvol, uitvoerbaar compromis over internationale fiscale spelregels die een level playing field garanderen in een digitaal tijdperk. Een tijdperk waar we de voorbije maanden volop in beland zijn.
Een eigen nationale belasting ontwikkelen terwijl de internationale besluitvorming nog volop loopt is momenteel niet aangewezen
Karl Collaerts
De huidige internationale fiscale afspraken zijn immers onvoldoende digital proof. Ondernemingen met een digitaal businessmodel kunnen hun goederen en diensten wereldwijd aan de man of vrouw brengen zonder fysieke sporen achter te laten, terwijl het belastingrecht net gestoeld is op fysieke aanknopingspunten. Een reset van fiscale spelregels in de vennootschapsbelasting zodat ook Big Tech ondernemingen hun fair share bijdragen is dan ook aan de orde.
Digitaal proof taxatie over 140 landen
Het OESO-secretariaat heeft daarover vorig jaar een voorstel gelanceerd waar het consensus over betracht tussen bijna 140 landen. Het bevat twee nieuwe fundamentele pijlers: enerzijds een nieuw ‘belastingrecht’ voor landen in verhouding tot de verkopen die grote multinationale ondernemingen op hun grondgebied realiseren en anderzijds een minimale effectieve belastingvoet per multinationale onderneming.
In tijden waarin de nood aan een gezamenlijke aanpak van mondiale problemen duidelijk is, maar die benadering steevast op verzet botst, gaf dit OESO-compromisvoorstel – hoe complex en imperfect ook – alvast perspectief op een multilaterale doorbraak.
Stekker uit onderhandelingen
De voorbije week werden echter duidelijke stappen terug gezet. Enerzijds stelde de Amerikaanse minister van Financiën in een brief aan vier Europese collega’s vast dat de onderhandelingen in een impasse waren beland, waarna hij alvast tot het najaar de stekker uit de onderhandelingen trok. Hij dreigde landen die werken aan een eigen nationale digitale dienstenbelasting bovendien te confronteren met “gepaste tegenmaatregelen”, het codewoord voor handelssancties.
Net op het ogenblik dat de Amerikaanse delegatie haar brief verstuurde overwegen enkele federale parlementsleden opnieuw om op korte termijn een Belgische digitale dienstenbelasting in te voeren. Hiervoor halen de indieners hun inspiratie bij een gelijkaardige Franse wet. Die trad begin dit jaar weliswaar even in voege, maar werd na de voorspelbare Amerikaanse tegenreactie om de uitvoer van Franse wijn en kaas duurder te maken snel opgeschort.
Risico van escalerende handelsoorlog
Deze opeenvolging van unilaterale, nationale acties en tegenreacties dreigt de beoogde grondige hervorming van de internationale fiscaliteit te hypothekeren. Bovendien vergroten ze de kans op een escalerende handelsoorlog. Iets wat met name nefast zou zijn voor onze kleine, open economie waarvan de welvaart net in uitgesproken mate is gestoeld op internationale handel. Om nog te zwijgen van de coronapandemie, waarvan het herstel zich nog maar in een aarzelend, pril stadium bevindt.
In een ‘bestand’ tussen Europa en Amerika begin dit jaar is afgesproken om het internationale overleg over de digitale taxatie dit jaar alle kans te geven. Het alternatief van een wirwar aan nationale digitale omzettaksen riskeert immers te leiden tot heel wat intransparantie, mogelijke dubbele belasting en handhavingsproblemen.
Belgische digitaks nu contraproductief
De daarop volgende coronacrisis maakt dat de noodzakelijke beleidsaandacht om op het hoogste niveau enkele moeilijke, fundamentele knopen te ontwarren vooralsnog ontbrak. In aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen zal het op korte termijn bovendien niet gemakkelijk zijn overeenstemming te bereiken met de VS – thuisland van de meeste platformondernemingen.
Hoewel de temperatuur de volgende weken dus aanzienlijk dreigt op te lopen, vraagt Voka de parlementsleden toch het hoofd koel te houden en de opties voor een structurele, multilaterale oplossing zo goed mogelijk te vrijwaren. In die context riskeert de invoering van een Belgische digitale dienstenbelasting contraproductief te werken.
Belangrijke vragen nog onbeantwoord
Het federale parlement hoeft dit internationale proces niet lijdzaam te ondergaan. Het kan de standpuntbepaling van België binnen de OESO actief opvolgen. Het kan ook interesse betonen in een gedegen impact assessment van de voorliggende voorstellen, zowel op het verwachte vestigingsgedrag van ondernemingen, de uitvoerbaarheid ervan als op de verwachte budgettaire impact. Belangrijke vragen die nu nog onvoldoende beantwoord zijn.
Een eigen nationale belasting ontwikkelen daarentegen terwijl die internationale besluitvorming nog volop loopt is momenteel niet aangewezen. Bovendien heeft de Europese Commissie nu al aangekondigd dat indien de internationale onderhandelingen volgend jaar alsnog op niets zouden uitlopen zij meteen haar eigen initiatief voor een digitale dienstenbelasting nieuw leven zal inblazen. Overheden moeten vermijden elkaar voor de voeten te lopen.
Focus op wat echt van belang is
Voka vraagt daarom van het parlement blijvende focus op wat nu echt van belang is en waar het wel al op korte termijn het verschil kan maken: de noodzakelijke wederopbouw na de coronacrisis. Daarvoor ligt voor het parlementaire reces dat aanvangt op 17 juli nog heel wat werk op de plank.
Zo kunnen de parlementsleden zich bijvoorbeeld onverwijld buigen over het goede voorstel van een wederopbouwreserve. Dat zou levensvatbare ondernemingen de volgende jaren wat ontlasten zodat ze al ondernemend hun reservebuffer weer kunnen opbouwen tot het niveau van voor de crisis.
Zo’n versterking van de solvabiliteit is immers een noodzakelijke voorwaarde opdat ondernemingen hun maatschappelijke kerntaken kunnen vervullen: via investeringen en innovatie werkgelegenheid en welvaart opbouwen, wat zich vervolgens vertaalt in extra belastingopbrengsten. In die volgorde.