Het internationale fiscale rechtskader is duidelijk aan verandering toe. Ons land vervult in die internationale onderhandelingen een constructieve rol. We moeten daarbij ook oog hebben voor het behoud van concurrentiekracht ten opzichte van de buurlanden. Dat kan door de nodige pragmatiek aan de dag te leggen.
In het Plan Samen Groeien zet Voka in op vereenvoudigde fiscaliteit en een aantrekkelijk investeringskader. Op ons online event de ‘5-daagse van de groei’ gaven fiscale experten hun visie over de internationale rol van België.
In het federaal regeerakkoord staan met een digitaks en een minimumbelasting voor bedrijven twee zaken die momenteel ook voer voor discussie zijn binnen de EU en de OESO. Daarnaast staat ook een fiscale hervorming op het programma.
Spelregels voor multinationals
Binnen het Inclusive Framework werken 137 landen aan een herijking van internationale fiscale spelregels voor multinationale ondernemingen. Bedoeling is de directe belasting beter te doen aansluiten bij digitaliserende businessmodellen en een aantal resterende issues van internationale winstverschuiving en grondslagerosie weg te werken. Daartoe verfijnt men een twee pijler-benadering.
De discussies op het internationale toneel zijn fundamenteel en noodzakelijk: de internationale economische context waarin ondernemingen opereren wijzigt immers razendsnel
Karl Collaerts
Daartoe verfijnt men een twee pijler-benadering. De eerste pijler kent een nieuw heffingsrecht toe aan marktjurisdicties: die zouden een deel van de wereldwijde winst van een multinationale onderneming kunnen belasten. De tweede pijler voorziet in een minimale effectieve belastingvoet. De streefdatum is onder meer door de coronacrisis verschoven van eind dit jaar naar medio 2021.
Moeilijke politieke knopen
Hoewel de jongste OESO-blauwdruk over beide pijlers melding maakt van aanzienlijke vooruitgang, blijft er nog heel wat technisch werk te verrichten. Er moeten ook nog moeilijke politieke knopen worden ontward. Bijvoorbeeld over de scope van het nieuwe heffingsrecht, de omvang van de te herverdelen winst en de bindende dispuutresolutie tussen landen.
De nieuwe federale regering kondigt in haar regeerakkoord een proactieve houding aan in de debatten op het internationale forum. Men ondersteunt de multilaterale dialoog. Tegelijk kondigt men echter aan – in navolging van een aantal andere Europese landen - een nationale digitale belasting op grote techspelers in te voeren in 2023 indien die onderhandelingen vast zouden lopen. De regering is ook voorstander van een minimale effectieve taxatie per land.
Fundamentele discussies
Deze discussies op het internationale toneel zijn fundamenteel van aard en noodzakelijk. De internationale economische context waarin ondernemingen opereren wijzigt immers razendsnel. Het relatief belang van immateriële activa neemt in vele sectoren toe. CO2-reductie is ook duidelijk een mondiaal thema. De internationale fiscale spelregels – in essentie daterend van de jaren twintig uit de vorige eeuw – moeten aan die wijzigende context dan ook aangepast worden.
Dat gebeurt ook, stap voor stap. In de jaren volgend op de financiële crisis zijn er - voor het eerst – fundamentele wijzigingen aan de taxatie van vennootschapswinsten aangebracht via het BEPS-project. Op het fiscale domein heeft de multilaterale aanpak de voorbije jaren zo op betrekkelijk korte termijn tot belangrijke doorbraken geleid. De discussie over pijler 1 en 2 wordt aanzien als een sluitstuk.
Daarbij is het belangrijk dat men komt tot internationale overeenstemming over de gedeeltelijke herverdeling van heffingsrechten en een minimale taxatie. Op voorwaarde dat de compliance-lasten voor ondernemingen en het risico op dubbele belasting tot een minimum beperkt blijven. Iets wat zeker in een overgangsperiode een groot risico is voor ondernemingen.
Nood aan meer pragmatisme
De rol van België in dit internationale debat is bescheiden. De uitwerking van pijlers 1 en 2 hebben we niet zelf onder controle. Als kleine open economie moeten we deze evoluties echter goed opvolgen en trachten te wegen op voor onze economie cruciale onderdelen. Dat is veel zinvoller dan op korte termijn veel politieke energie te stoppen in unilaterale, nationale initiatieven zoals een digitale dienstenbelasting. Die zal in immers in zeer belangrijke mate doorgerekend worden aan de eindconsument, verdere internationale fiscale overeenstemming bemoeilijken en de dominante positie van de grote techspelers niet fundamenteel veranderen.
We moeten ondertussen ook en vooral focussen op wat we de volgende jaren nog zelf kunnen doen om het concurrentievermogen van onze economie – en dus ook toekomstige belastingontvangsten - te vrijwaren. Er is daarbij nood aan meer pragmatisme in onze wetgeving. Rechtszekerheid bieden aan ondernemingen is daarbij van essentieel belang. Zo moeten anomalieën uit onze wetgeving worden gebannen. Het kan de kwaliteit van onze fiscale wetgeving verhogen. We moeten daarbij open staan voor wat onze buurlanden doen.
‘Faire’ belastingen
Zo heeft Frankrijk de mond vol van faire belastingen. Maar haar internationale fiscaliteit is wel gestoeld op een territoriaal stelsel. Dat betekent dat alles wat een multinationale onderneming via een reële activiteit buiten Frankrijk verdient in Frankrijk vervolgens wordt vrijgesteld (mits naleving van een aantal antimisbruikbepalingen). Nederland doet dat ook. Het VK idem.
Ons DBI-stelsel daarentegen voorziet voor actieve vennootschappen in het buitenland nog in een taxatie-voorwaarde. Belgische groepen worden daardoor ontmoedigd om hun buitenlandse winsten naar België te repatriëren wat evident ook een negatieve impact heeft op lokale investeringen. Bovendien laten we in tegenstelling tot andere landen ook geen verrekening toe van in het buitenland werkelijk betaalde belastingen. Opdat onze ondernemingen beter kunnen concurreren met ondernemingen in de buurlanden is ter zake pragmatiek vereist.
De woorden van Albert Tiberghien, de grondlegger van de fiscale wetenschap in België, blijven dus brandend actueel: “De fiscale wettenmaker moet een pragmatische onvolmaaktheid nastreven in plaats van te streven naar een theoretische volmaaktheid”. Het is een les die onze overheden best ter harte nemen.