Skip to main content
Map
  • Nieuws
  • Doordacht assessment van economische impact nodig bij wijziging internationale fiscale regels

Doordacht assessment van economische impact nodig bij wijziging internationale fiscale regels

  • 21/10/2020

De internationale fiscale spelregels zijn aan herziening toe. Daarbij zijn ook gedegen economische impact assessments aan de orde, die best ook rekening houden met verwachte gedragswijzigingen bij overheden en ondernemingen.

Het OESO-secretariaat werkt in opdracht van het ‘Inclusive Framework’, een groep van 137 landen, aan een fundamentele hertekening van de internationale spelregels met betrekking tot de vennootschapsbelasting.

Men werkte daarbij twee pijlers uit. De eerste pijler wil in essentie ook aan landen waar een onderneming commercieel actief is, maar geen permanente vestiging heeft het recht geven om de winst van multinationale ondernemingen gedeeltelijk te taxeren. Pijler II omvat nieuwe internationale regels die moeten garanderen dat multinationale ondernemingen steeds een minimaal effectief belastingtarief betalen. 
 

Over de fundamentele hervorming van de vennootschapsbelasting door de OESO vindt vooral onder fiscalisten debat plaats, maar ook economen hebben er nog een hele kluif aan.

Karl Collaerts

Over deze fundamentele hervorming vindt vooral onder fiscalisten debat plaats. Maar ook economen zullen nog een hele kluif hebben aan de OESO-voorstellen. Zij focussen zich vooral op de impact assessments van het tweepijlervoorstel.

Tot op vandaag kwamen vooral statische ramingen aan de oppervlakte. Niet verwonderlijk: de grote contouren van het voorstel zijn weliswaar gekend, maar de cijfermatige invulling van heel wat parameters zoals bijvoorbeeld het minimumtarief moet nog politiek beslist worden. Dat bemoeilijkt de impactmeting. 

Het eerste ruwe OESO-assessment (februari 2020) focuste op de verwachte (extra) overheidsontvangsten (ongeveer 4% extra overheidsontvangsten in globo) en de verwachte impact van pijler I op de gemiddelde effectieve aanslagvoet van multinationale ondernemingen (+0,6 à 1,9% gemiddeld). Een vrij positieve, statische inschatting die echter aan dynamische economische dimensies geen aandacht besteedt.

Nieuwe interessante inzichten

Een recente paper van de Europese denktank ECIPE (European Centre for International Political Economy) doet een aanzet om hieraan tegemoet te komen. De paper besteedt niet zozeer aandacht aan traditionele assessment-variabelen zoals ‘de verwachte belastingopbrengst’ of de ‘verwachte effectieve belastingvoet van multinationale ondernemingen’, maar eerder aan de onderliggende economische verschuivingen.

Bijvoorbeeld aan de impact van de hervorming op de graad van belastingconcurrentie tussen landen. Of de impact op inkomende en uitgaande investeringen. Interessant hierbij is dat ook onderscheid gemaakt wordt tussen groepen van landen. Met name tussen kleine, open economieën enerzijds en grote, minder open landen anderzijds. 

De paper verschaft een aantal interessante, belangrijke inzichten die verdienen om in het achterhoofd te worden gehouden:

Kleine open economieën worden al eens met de vinger gewezen omwille van hun te coulante fiscale beleid. Zo kenden de 30 economieën met de grootste exportintensiteit uit het Inclusive Framework in 2019 een mediaan belastingtarief van 20%. Een daling met 15%-punt tussen 1990 en 2019. In de 30 economieën met de laagste exportintensiteit bedroeg het mediaan belastingtarief 30%, een daling met slechts 7%-punt in dezelfde periode. Maar men kan die spiegel ook van de andere kant bekijken. Dan blijkt dat kleine open economieën gemiddeld gesproken ook een positieve economische en maatschappelijk bilan kunnen voorleggen. Ze kennen beduidend minder handels- en investeringsbarrières. Ook de ‘rule of law’ is er in de regel beter gegarandeerd: commerciële contracten en eigendomsrechten worden beter nageleefd. 

-  Pijler II legt elke multinationale onderneming een minimale effectieve belastingvoet op. Een minimale ‘license to operate’ als het ware. Klemtoon ligt hierbij op de fiscale fairness. Fiscale concurrentie tussen landen zal echter blijven bestaan. Volgens sommigen zelfs in verhevigde vorm. Landen zouden er bijvoorbeeld voor kunnen opteren hun tarief te verlagen. Op die manier hopen ze buitenlandse directe investeringen te blijven aantrekken. Die zijn immers een belangrijke bron van (on)rechtstreekse belastingontvangsten en van technologische spillover-effecten. Impact assessments mogen met andere woorden niet enkel statisch zijn, maar moeten ook rekening houden met verwachte gedragswijzigingen in hoofde van overheden en investeerders

-    In de veronderstelling dat de effectieve belastingtarieven in de verschillende landen zouden convergeren naar de minimale effectieve belastingvoet zouden volgens deze simulatie vooral grote landen heel wat extra investeringen aantrekken. Binnen de OESO geldt dit vooral voor de VS en Frankrijk. Daar staat tegenover dat kleine open economieën zoals Zwitserland, Ierland, Nederland en Zweden hun netto-investeringspositie in die hypothese zouden zien verslechteren. Uit deze simulaties blijkt een relatief beperkte netto-investeringsimpact voor ons land. Wellicht het gevolg van een relatief hoge gemiddelde effectieve belastingvoet in 2017. 

De paper beklemtoont dus terecht de noodzaak aan verfijndere landenspecifieke economische impact assessments. Hierbij wordt ook rekening gehouden met verwachte gedragswijzigingen in reactie op nieuwe fiscale regels. Zowel bij overheden als bij multinationale ondernemingen. 

Onze overheid moet zich daarvan bewust zijn en er aan de onderhandelingstafel op inspelen. Dat doen de grote landen ook. Zulke dynamische simulaties zouden ook de negatieve economische impact verduidelijken van unilateraal nationaal optreden.