Deze week was er commotie over een vermeend voorstel van de nieuwe Finse premier Marin voor een werkweek van vier dagen van zes uur. Hoewel die voorstellen ondertussen veel minder concreet blijken dan initieel werd voorgesteld, blijft het thema van collectieve arbeidsduurvermindering in bepaalde kringen gretig opgepikt worden. Ook in België worden al een tijdje voorstellen gelanceerd in die richting. Doorgaans gaat het dan om de overstap van een 38-uren werkweek naar 30 uur. Argumenten die daarbij aangehaald worden zijn dat het past in de historische trend naar kortere arbeidstijden, dat werken nu te zwaar/stresserend is en dat we op die manier het werk beter kunnen verdelen over de talrijke niet-actieven. Die argumenten zijn nogal kort door de bocht. Dat schrijft Bart Van Craeynest, hoofdeconoom van Voka.
Er is inderdaad een historische trend naar kortere arbeidstijden, maar in Zweden, het land dat daarin al lang voorop loopt, is de gemiddelde arbeidstijd sinds begin jaren 80 terug aan het toenemen. Dat werken te zwaar zou zijn wordt volgens sommigen geïllustreerd door de toename van het aantal langdurig arbeidsongeschikten, maar dat heeft meer te maken met de vergrijzing dan met te zwaar werk.
Op allerlei indicatoren rond zwaar werk, zoals atypische arbeidsvormen of lange werkdagen, scoort België opmerkelijk goed. En het idee dat er een vaste hoeveelheid werk is die we kunnen verdelen is al lang weerlegd als economische onzin. In Vlaanderen is het probleem vandaag trouwens veeleer dat voor veel vacatures geen geschikte mensen gevonden worden. Bovendien gaan de meeste voorstellen voor arbeidsduurvermindering gepaard met de voorwaarde van loonbehoud. Voor de duidelijkheid: overstappen van een 38-uren week naar 30 uur met hetzelfde loon is equivalent aan een collectieve loonsverhoging met 27%. Daarmee zou België qua uurloonkosten doorstomen naar de absolute top in Europa, wat zou leiden tot een belangrijk verlies aan jobs. Op die manier zou de verhoopte herverdeling van werk zwaar tegenvallen.
Het is zeer goed mogelijk dat we op langere termijn evolueren naar kortere arbeidstijden, maar dat zal enkel economisch haalbaar zijn als de productiviteit voldoende toeneemt. Die productiviteitsgroei moet immers, net als in het verleden, de kortere arbeidstijd financieren. Dat we op korte termijn de productiviteit met 27% zouden kunnen opdrijven, is uitgesloten. De gemiddelde jaarlijkse productiviteitsgroei sinds 2010 bedraagt 0,5%. Een kortere werkweek met loonbehoud invoeren voor dat de nodige productiviteitsgroei gerealiseerd is, kan niet zonder belangrijke economische schade.