Skip to main content
Map
  • Nieuws
  • Beleidsplan Ruimte Vlaanderen: nog veel vraagtekens

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen: nog veel vraagtekens

  • 03/06/2021

Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) moet de opvolger worden van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen uit 1997. De Vlaamse Regering keurde op 20 juli 2018 de strategische visie van het BRV goed. Die visie omvat een toekomstbeeld en een overzicht van de strategische doelstellingen. De visie moet operationeel worden gemaakt via beleidskaders, die  veel concreter zullen zijn en doelen en acties formuleren voor op kortere termijn. Het is tot op vandaag nog een vraagteken hoe deze kaders er zullen uitzien en wanneer de Vlaamse regering deze zal goedkeuren.

De ambitie van het toekomstige BRV is wel al duidelijk: we zullen voortaan meer rendement moeten halen uit de reeds ingenomen ruimte waardoor het aansnijden van open ruimte de uitzondering wordt.

Versnipperd ruimtegebruik heeft er in de afgelopen jaren voor gezorgd dat we verspreid zijn gaan leven, wonen en werken. De gevolgen laten zich voelen: steeds meer verkeer en files. Het nieuwe BRV wil deze problematiek aanpakken.

Om de ambities kracht bij te zetten, formuleert de strategische visie BRV het doel om het gemiddeld bijkomend ruimtebeslag terug te dringen van de huidige zes hectare per dag naar drie hectare per dag in 2025. De inname van nieuwe ruimte moet tegen 2040 volledig gestopt zijn. Als einddoel wordt vooropgesteld om vanaf 2050 nergens meer bijkomend te verharden zonder ergens te ontharden.

Meer dan ooit zullen nieuwe woningen, werkplekken en voorzieningen ingepland moeten worden op goed gelegen locaties in steden en dorpen. Om meer te doen met minder ruimte moeten we meer verdichten en moet het ruimtelijk rendement omhoog.
 

Maar om uitvoering te geven aan de Vlaamse visie moeten wel alle neuzen in dezelfde richting staan. Lokale besturen zullen dan ook in de toekomst hun stedenbouwkundige voorschriften moeten versoepelen door bijvoorbeeld toe te staan dat er hoger wordt gebouwd, dat bestaande woningen of percelen worden gesplitst of dat aan (leegstaande) panden andere functies worden gegeven.

Om meer te doen met minder ruimte moeten we meer verdichten en moet het ruimtelijk rendement omhoog.

Steven Betz

Voka heeft zich steeds geschaard achter de doelstelling van het BRV om zones die goed scoren qua bereikbaarheid en voorzieningsniveau extra te gaan ontwikkelen om op die manier andere gebieden te vrijwaren.

Wel merkt Voka op dat om de knooppuntwaarde te bepalen de ruimte voor huisvesting een ander toetsingskader nodig heeft dan ruimte voor ondernemen. Zo kan een afrit van een autosnelweg misschien slecht scoren inzake knooppuntwaarde voor woningbouw maar mogelijk wel uitstekend voor de realisatie van een nieuw bedrijventerrein bestemd voor niet verweefbare industrie. Dat is dus industrie die omwille van hinderaspecten zich niet leent om te verweven met andere functies zoals wonen.

Voka ijvert al langer dat voor deze categorie van bedrijvigheid ook in het toekomstige BRV blijvend een minimumreserve aan ruimte wordt voorbehouden waarvan de grote afhankelijk wordt gesteld van ruimte behoeftestudies.

Ongeacht het uitblijven van goedgekeurde beleidskaders, roept Voka de Vlaamse regering op om werk te maken van een doortastend activeringsbeleid voor onbenutte bedrijventerreinen. Goed gelegen, maar onbenutte bedrijventerreinen moeten dringend worden geactiveerd en terreinen die slecht gelegen zijn, dienen te worden geschrapt en elders te worden gecompenseerd. Zo hoeft het netto ruimtebeslag in Vlaanderen voor industrie niet meteen uit te breiden en kan er op de juiste locaties ontwikkeld worden.
 
Voka vraagt ook aandacht voor de groeikansen en ontwikkelingsmogelijkheden buiten de Vlaamse Ruit vermits ook daar de komende decennia bedrijven zijn die verder willen investeren en jobs creëren. Heel Vlaanderen heeft immers recht op een kwaliteitsvolle ontwikkeling op basis van een weldoordacht beleid. In die zin heerst de bezorgdheid dat de gehanteerde criteria die de knooppuntwaarde van een gemeente of stad zullen bepalen, onvoldoende rekening gaan houden met de toekomstperspectieven van een stad of regio en te veel geënt zijn op het bestaande niveau van openbaar vervoer, met in bijzonder het railnetwerk.

Geplande mobiliteitsinvesteringen (o.a. realisatie van een aantal missing links) zullen een ander licht werpen op de knooppuntwaarde van sommige regio’s. Het is cruciaal en noodzakelijk dat het toekomstige BRV en het mobiliteitsplan beter op elkaar worden afgestemd, met aandacht voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor heel Vlaanderen.

Uiteraard mag ons nieuw ruimtelijk beleid ook geen afbreuk doen aan de eigendomsrechten die burgers en bedrijven vandaag bezitten. Een sluitend en billijk vergoedingssysteem zal hier tegenover moeten staan. Vlaanderen moet beseffen dat de operatie om onze ruimtelijke wanorde uit het verleden terug te ordenen veel geld zal kosten. Het is een utopie te denken dat een systeem als verhandelbare ontwikkelingsrechten budgetneutraal kan functioneren.
 
Nu al wordt duidelijk dat de nieuwe kijk op ruimtelijke ordening iedereen in Vlaanderen zal opzadelen met nieuwe verantwoordelijkheden. Veel bedrijven zijn zich de laatste decennia buiten de stadskernen gaan vestigen omdat hun aanwezigheid door burgers niet meer getolereerd werd. Hoogbouwprojecten worden vaak gedwarsboomd omdat omwonenden vrezen voor inkijk en visuele hinder. Als we voortaan willen dat we ons ruimtegebruik intensiever gaan gebruiken en functies maximaal gaan verweven is er bij de burger dan ook een cultuurwijziging noodzakelijk. Op de Vlaamse overheid rust ondertussen de taak om haar regelgevend kader zo bij te stellen dat in deze gevallen het openbaar belang primeert op dat van het individu.

Lees hier meer over ruimtelijke ordening 
 

Contactpersoon

Steven Betz

Senior adviseur milieu & ruimtelijke ordening