Eindelijk denken verschillende politieke partijen luidop na over mogelijkheden om de impact van de indexering op de bedrijven te verlichten. Dat besef komt niks te vroeg.
Met deze crisis herhalen we het patroon van eerdere inflatiecrisissen. Een externe prijsschok drijft de inflatie op, wat op zijn beurt de loonkosten opdrijft. Dat resulteert in een loonhandicap die onvermijdelijk economische schade met zich meebrengt. In het verleden wachtten we telkens tot de economische schade te hoog opliep voor we de nodige maatregelen uiteindelijk toch namen. Ook dat pijnlijke patroon lijkt zich te herhalen.
De snel stijgende loonkosten worden het komende jaar een zware dobber voor de Belgische ondernemingen. Tot voor de zomer leken de beleidsmakers daar verbazend gerust in. Het idee leek toen te zijn dat de bedrijven voldoende buffers hadden en die extra loonkosten vrij makkelijk zouden aankunnen. Dat was voor de zomer ook letterlijk de boodschap van de gouverneur van de Nationale Bank. Ondertussen lijkt het eindelijk door te dringen dat de bedrijven voor een moeilijke periode staan. Alleen is er nog geen consensus om daar ook effectief iets aan te doen.
Factuur voor de bedrijven
Vorige week stelde de Nationale Bank haar analyse bij. De grondstoffenprijsschok is een externe schok voor onze economie, en via de automatische loonindexering wordt de factuur daarvan grotendeels doorgeschoven naar de bedrijven. Maar daarmee is die schok natuurlijk niet verdwenen. Sommige bedrijven hebben inderdaad buffers of kunnen de extra kosten doorrekenen aan hun klanten, maar de meeste bedrijven moeten dit opvangen in hun marges.
Bovendien worden Belgische bedrijven die blootstaan aan internationale concurrentie geconfronteerd met veel sterkere loonstijgingen dan bij hun buitenlandse concurrenten, wat hen opzadelt met een belangrijke loonhandicap. Dat heeft op termijn onvermijdelijk gevolgen voor investeringen en werkgelegenheid.
Besef dringt door
Dat besef lijkt eindelijk te groeien. De gouverneur van de Nationale Bank pleit nu voor een bijsturing van de indexering. En ook verschillende politieke partijen denken ondertussen luidop na over mogelijkheden om de impact van de indexering op de bedrijven te verlichten.
Dat besef komt niks te vroeg. Volgens de huidige vooruitzichten zullen de loonkosten in 2022-2024 gemiddeld met 21% toenemen. Het ziet er voorlopig naar uit dat dat in de buurlanden iets meer dan de helft daarvan zal zijn. Voor alle Belgische bedrijven samen komt dat neer op een extra jaarlijkse loonfactuur van 32 miljard.
In onze enquête van vorige week bij 650 Vlaamse ondernemers gaf 55% van de respondenten aan dat loonkosten op dit moment de belangrijkste belemmering vormen voor hun activiteit. En voor de meeste bedrijven moet de grootse impact van de indexering nog komen deze winter, net op het moment dat de Belgische economie (net als grote delen van Europa) zo goed als zeker in recessie zal zitten.
Aanpak indexering
De voorbije dagen werden al verschillende ballonnetjes opgelaten om de impact van de indexering op de bedrijven te verlichten. Een directe bijsturing van de indexering blijft politiek onbespreekbaar, maar ondertussen worden wel andere pistes overwogen.
Zo wordt eraan gedacht om de werkgeversbijdragen op de indexering in 2023 uit te stellen. Dat zou voor de bedrijven 2 à 3 miljard aan loonkoststijging vermijden. Maar als dat uitstel voor één jaar is, dan impliceert dat uiteraard terug een extra kost in 2024, een jaar waarin er sowieso nog altijd vrij sterke loonstijgingen zitten aan te komen.
Een afschaffing van die bijdragen is zinvoller, maar ligt uiteraard budgettair moeilijker en allicht ook praktisch moeilijker te organiseren. Daarnaast worden er ook terug ideeën voor fiscaal vriendelijk behandelde cheques gelanceerd. Maar als die bovenop de indexering komen, dan dragen die uiteraard niet bij tot een verlichting van de loonkost en de loonhandicap, integendeel.
Te laat?
Het is niet de eerste keer dat we met de Belgische economie dit patroon doorlopen: een externe prijsschok die zich via de loonindexering vertaalt in een loonhandicap tegenover onze buitenlandse concurrenten wat op termijn economische schade oplevert. De aanpak was uiteindelijk elke keer hetzelfde: als onze loonkosten te snel stijgen in vergelijking met de buitenlandse concurrenten, dan ligt de oplossing in het temperen van die loonkostenstijging.
Dat kan door een deel van de indexering niet door te voeren (daardoor wordt een deel van de factuur gedragen door de gezinnen) of door een verlaging van de fiscale druk op arbeid (daardoor wordt een deel van de factuur gedragen door de overheid). Het eerste ligt politiek moeilijk, en voor het tweede ontbreekt de budgettaire ruimte.
In het verleden wachtten we telkens tot de economische schade te hoog opliep voor we dat soort maatregelen uiteindelijk toch namen. Ook dat pijnlijke patroon lijkt zich te herhalen.