Minister van Financiën Vincent Van Peteghem wil de algemene anti-misbruikbepaling wijzigen waarbij de fiscale bewijslast wordt omgekeerd. Voka verzet zich hiertegen.
Het zou voor de fiscus veel eenvoudiger worden om vermeende fiscale fraude aan te tonen: de aanwezigheid van een objectief element volstaat al. De belastingplichtige zou als tegenbewijs het veel zwaardere subjectieve element moeten bewijzen.
Het risico is reëel dat na de aanpassing van de anti-misbruikbepaling ondernemingen geconfronteerd worden met fiscale onvoorspelbaarheid en rechtsonzekerheid. Wie gaat nog een investeringsbeslissing nemen als je niet meer op voorhand de fiscale draagwijdte ervan kan inschatten, zo vreest Voka.
Bewijslast
Vandaag moet de fiscus zelf aantonen dat een onderneming een fiscaal misbruik begaat. Het bewijs hiervan impliceert zowel het bewijs van een objectief als van een subjectief element. Het objectieve element geeft aan dat dat de belastingplichtige zich buiten de toepassing van de belastingwet stelt via een constructie. Het subjectieve element verwijst naar het bewijs dat deze constructie louter met dit oogmerk werd opgericht. Het is dan vervolgens aan de belastingplichtige om het tegenbewijs te verschaffen door andere motieven aan te reiken.
Volgens het voorliggend voorstel van de minister van Financiën zou de bewijslast van het fiscaal misbruik echter aanzienlijk wijzigen. De fiscus zou meer bepaald kunnen volstaan met het bewijs van een objectief element. Of met andere woorden, zodra een constructie fiscaal voordeliger is dan een andere kan de administratie dit objectief element poneren. De belastingplichtige zou dan in alle omstandigheden moeten bewijzen dat de gestelde constructie gerechtvaardigd is door geldige zakelijke of economische redenen die de economische realiteit weerspiegelen. De bewijslast wordt met andere woorden omgekeerd.
Rechtszekerheid in het gedrang
Deze herziene bewijslast gaat te ver. De rechtszekerheid voor ondernemingen komt er immers door in het gedrang. Uitgangspunt zou moeten zijn dat de belastingplichtige te goeder trouw handelt. De fiscus kan uiteraard corrigerend optreden, maar enkel indien ze zowel objectief als subjectief kan aantonen dat de belastingplichtige fiscale constructies opzet met als doel belastingen te ontwijken.
Wat ondernemingen het meest stoort is dat ze in deze nieuwe regeling niet op voorhand de effectieve belastingdruk kunnen inschatten verbonden aan een transactie, door een gebrek aan rechtszekerheid. Men moet de belastingdruk immers op voorhand kennen om mede op basis daarvan zakelijke beslissingen te kunnen nemen. Daarzonder komen beslissingen veel moeilijker of zelfs niet meer tot stand. In die situatie riskeren we nog meer terecht te komen.
Er moet vermeden worden dat bona fide ondernemers bepaalde transacties niet zouden doen omdat hun fiscaal adviseur hen op voorhand niet meer de fiscale gevolgen ervan zou kunnen garanderen. Dat is immers welvaartsdrukkend.
Voka roept daarom minister Van Peteghem en de regering op deze nieuwe anti-misbruikbepaling niet in te voeren. Ze zal enerzijds niet het beoogde effect hebben om de fiscale fraude aan te pakken en zal anderzijds zorgen voor fiscale rechtsonzekerheid en welvaartsvernietiging.