Overslaan en naar de inhoud gaan
Map
  • Nieuws
  • 4 argumenten voor sterkere loonstijgingen die geen steek houden

4 argumenten voor sterkere loonstijgingen die geen steek houden

  • 16/02/2023

Deze argumenten die de vakbonden aanvoeren voor sterkere loonstijgingen slaan macro-economisch nergens op.

De vakbonden blijven pleiten voor sterkere loonstijgingen, en trekken allicht ook met die houding naar het sociaal overleg op sector- en/of bedrijfsniveau. De argumenten die ze daarbij aanhalen, houden alvast op macro-economisch niveau geen steek.

Met de indexering van 11% vorige maand voor een klein miljoen werknemers in sectoren die éénmaal per jaar in januari indexeren, ligt het zwaartepunt van de loonindexering nu achter de rug. Op basis van de huidige vooruitzichten van een snel afkoelende inflatie zou de indexering in de meeste sectoren de komende twaalf maanden uitkomen op zo’n 2 à 3%.

Sociaal overleg

Ondertussen is het sociaal overleg over de loonstijging in 2023-2024 aan de gang. Federaal hakte de regering de knoop al door met de beslissing dat er geen marge is voor reële loonstijging (dus, niets bovenop de inflatie), maar zette ze wel de deur open voor een eventuele koopkrachtpremie die kan oplopen tot 750 euro per werknemer afhankelijk van hoeveel winst het bedrijf maakt.

De concrete modaliteiten moeten wel nog uitgewerkt worden in het sociaal overleg op sector- en/of bedrijfsniveau. Dat overleg over de loonontwikkeling in sectoren en bedrijven komt de komende maanden stilaan op gang.

Campagne

De vakbonden blijven ondertussen campagne voeren voor sterkere loonstijgingen. Daarvoor blijven ze zich evenwel baseren op achterhaalde argumenten.

“De winstmarges zijn historisch hoog, dus kunnen de bedrijven sterkere loonstijgingen makkelijk aan”

De macro-economische indicator die daarbij gebruikt wordt, is het bruto-exploitatieoverschot, wat in het beste geval een heel ruwe en onvolmaakte indicator is voor de winstmarges. Die indicator is tijdens de coronacrisis inderdaad opgelopen tot historische niveaus, maar toen moest de grote kostenexplosie nog komen natuurlijk.

De realiteit is dat de overgrote meerderheid van de bedrijven de kostenstijging van de voorbije jaren maar gedeeltelijk kan doorrekenen in hun verkoopprijzen, en dus op z’n minst een deel van die extra kosten moet opvangen in hun winstmarge. Volgens de vooruitzichten van de Nationale Bank zullen winstmarges dit en volgend jaar stevig afnemen.

Bovendien zijn dit gemiddelde cijfers waarachter grote verschillen tussen bedrijven zitten. Het argument van de historisch hoge winstmarges klopt niet voor de meeste bedrijven. Voor het merendeel staan de winstmarges vandaag stevig onder druk.

“Sterkere loonstijgingen zijn noodzakelijk om de koopkracht overeind te houden”

De gemiddelde koopkracht van de Belgische gezinnen is in 2022 licht afgenomen (-0,4%), maar dat wordt in 2023 meer dan goedgemaakt. Volgens de vooruitzichten van de Nationale Bank zal de gemiddelde koopkracht in de periode 2021-2025 met 6% toenemen (dus bovenop de inflatie).

Ook achter dat gemiddelde schuilen uiteraard verschillen. Concreet worden zowat de 20% laagste inkomens redelijk beschermd dankzij maatregelen zoals het sociaal tarief. Voor de 50% hoogste inkomens impliceert de indexering een overcompensatie voor de gestegen levensduurte, zij het met een beperkte vertraging. Die winnen dus aan koopkracht. Voor de 30% daartussen is er wel een beperkt koopkrachtverlies.

Maar voor de meeste werknemers is er in deze crisis geen koopkrachtprobleem, en is de koopkracht dus ook geen argument om nog sterkere loonstijgingen te bepleiten.  

“Door onze hoge productiviteit zijn sterkere loonstijgingen geen probleem”  

België hoort nog altijd bij de meest productieve landen ter wereld. Dat hoge niveau van productiviteit is de basis voor onze huidige hoge welvaart, maar dat zegt op zich niets over verdere welvaartsgroei. Daarvoor is niet het niveau van de productiviteit van belang, maar wel de toename van die productiviteit. En die toename valt al een tijdje tegen.

De productiviteitsgroei is de voorbije jaren bijna stilgevallen, en lag de voorbije jaren lager bij ons dan in de meeste andere Europese landen. Hoe dan ook moet de toekomstige productiviteitsgroei, die dan de basis zal vormen voor verdere loonstijgingen, nog gerealiseerd worden. En dat is niet vanzelfsprekend, maar vereist onder meer extra investeringen.

Hogere loonstijgingen in de hoop dat de productiviteit uiteindelijk wel zal volgen, is geen verstandig beleid.

“Eerdere lastenverlagingen vormen ruimte voor extra loonstijgingen”

Om de hoge loonkosten en de nefaste impact daarvan op onze concurrentiepositie enigszins te compenseren werden in het verleden allerlei lastenverlagingen toegekend, vaak ook om specifieke activiteiten hier te houden, denk aan nacht- en ploegenarbeid of onderzoek en ontwikkeling. Zelfs met die lastenverlagingen staan we vandaag in de top drie van Europa qua gemiddelde loonkosten.

Die lastenverlagingen gebruiken om sterkere loonstijgingen mee te financieren, zou net hun doel onderuit halen. In dat geval zouden die lastenverlagingen niet bijdragen tot een zekere verbetering van de concurrentiekracht, maar louter een maatregel zijn om de koopkracht te versterken (nog eens bovenop de indexering).

De huidige realiteit is dat de lonen in ons land door de automatische loonindexering in 2022-2023 veel sterker stijgen dan in de buurlanden. Dat zadelt ons op met een significante loonhandicap, wat uiteindelijk toch tot structurele economische schade zal leiden (bijvoorbeeld door de negatieve impact op de bedrijfsinvesteringen).

Tegen die achtergrond pleiten voor nog sterkere loonstijgingen is weinig verantwoord. Integendeel, de komende jaren zullen er inspanningen nodig zijn om de nu opgebouwde loonhandicap terug af te bouwen.    
 

Contactpersoon

imu - vzw - Uzbrussel
imu - vzw - Altez