Overslaan en naar de inhoud gaan

Navigatie

Terug naar het overzicht

Arbeidskrapte vraagt om ambitieuze samenwerking over de taalgrenzen heen

“Hier werken 180 Fransen en 10 Walen”, de quote van Voka-lid Soubry in de reportage van De Standaard gaat meteen naar de kern van de zaak. Interregionale mobiliteit blijft laag, maar is belangrijker dan ooit. Met een krappe Vlaamse arbeidsmarkt, de beperking van de werkloosheid in de tijd en minder mogelijkheden voor economische migratie, is het samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en Wallonië een belangrijke eerste stap. Het engagement moet zich nu ook snel vertalen in ambitieuze doelstellingen.

Terwijl Vlaanderen al jaren kreunt onder structurele krapte, blijven de pendelstromen vanuit Brussel en Wallonië opvallend laag. Zo pendelen amper 4,8% van de Waalse werknemers naar Vlaanderen, een cijfer dat over de jaren amper stijgt. Nochtans heeft de grote arbeidsvraag in Vlaanderen aan de taalgrens en de grote pool aan Waalse werkzoekenden veel potentieel om de pendel uit te breiden. Bovendien is er een match tussen de vacatures/sectoren in Vlaanderen en de beroepsaspiraties van de Waalse werkzoekenden. Het is dus niet de arbeidsmarkt die stokt, maar onze manier van samenwerken.

Hervorming van de werkloosheid

De nieuwe federale werkloosheidsregels, waarbij uitkeringen voortaan beperkt worden in de tijd, dreigen maar liefst 85.000 langdurig Waalse werklozen te raken. Het is één van de belangrijkste hervormingen die de Arizona-regering doorvoert. Wie na die periode nog niet aan het werk is, valt terug op het leefloon. Dat is niet alleen ingrijpend voor de betrokkenen, het legt ook een zware financiële last op de schouders van Waalse gemeenten. 

De hervorming gaat ook verder dan dat. Het regeerakkoord stelt dat meer bevoegdheden over sancties, activering en beschikbaarheid worden overgedragen naar de gewesten. Zij krijgen zo de ruimte om zelf te bepalen welk traject ze opleggen, hoe beschikbaar werkzoekenden moeten zijn en in welke mate mobiliteit over de taalgrens wordt verwacht. Dat biedt kansen, maar het legt ook druk. Elk gewest moet nu zijn eigen boontjes doppen, wordt zelf verantwoordelijk voor het eindresultaat en moet dus zorgen voor een sluitend activeringsbeleid en daar wringt vandaag vaak nog het schoentje.

Werken moet ook lonen, dat bewijst de tewerkstelling van de vele Noord-Fransen in West-Vlaanderen. Als werken loont, zijn mensen bereid tot verplaatsing en liggen er meer mogelijkheden om georganiseerde mobiliteitsoplossingen en openbaar vervoer uit te breiden.

Samenwerking is goed, ambitie is beter

Dat Vlaanderen en Brussel de voorbije jaren opnieuw een structureel samenwerkingsakkoord hebben gesloten, heeft al tot concrete resultaten geleid. Nu volgt eindelijk ook een decretaal verankerde samenwerking met Wallonië. Dat is een belangrijke eerste stap, maar het mag niet bij een stap blijven.

Met het nieuwe akkoord wordt voor het eerst werk gemaakt van een gezamenlijke arbeidsmarktanalyse tussen Vlaanderen en Wallonië. Dat is cruciaal. Zonder inzicht is er geen uitzicht op verbetering. Een gedeelde, objectieve kijk op vraag en aanbod vormt de basis voor elk degelijk activeringsbeleid.

Maar analyses alleen vullen geen vacatures. Alles zal afhangen van de ambitie van de doelstellingen en van de bereidheid om het normatief kader correct toe te passen. Vandaag is activering over de taalgrens immers nog te vaak gestoeld op vrijwilligheid. Nochtans is een job in Vlaanderen perfect passend voor een Brusselaar of  Waal, zolang afstands- en tijdsnormen gerespecteerd worden. Taal hoeft geen drempel te zijn: taalprofielen, opleidingen en de flexibiliteit van werkgevers bieden oplossingen, zoals het succes van Noord-Franse werknemers in West-Vlaanderen aantoont.

Waarom ambitie noodzakelijk is

De Vlaamse regering houdt vast aan haar concentrisch model: voor buitenlands talent blijft de toegang beperkt tot hoog- en specifieke middengeschoolden. Dat betekent dat de binnenlandse arbeidsreserve maximaal moet worden aangesproken. Anders gezegd: als Vlaanderen kiest voor selectieve arbeidsmigratie, dan moet het activeringsbeleid des te performanter zijn. Een sterk groeipad voor interregionale mobiliteit is daarom geen luxe, maar een noodzaak. 

De echte test begint nu

Het nieuwe samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en Wallonië legt een fundament. Nu komt het erop aan om dit te vertalen in:

  • Concrete, gedetailleerde en meetbare doelstellingen;
  • Een consequente toepassing van het normatief kader;
  • Daadkrachtige opvolging en rapportering;
  • En een cultuur van samenwerking die vertrekt van gedeelde verantwoordelijkheid.

Meer interregionale mobiliteit is geen ideologische keuze, maar een economische noodzaak. Ze remedieert de krapte in Vlaanderen en helpt de werkloosheid in de andere gewesten verminderen. De uitdagingen zijn helder, de analyses zijn gemaakt, de instrumenten bestaan. Wat nu telt, is de politieke wil om ze te gebruiken.

  • ING
  • Orange
  • SDWorx